IX.
Wasfenaar gevonden. Dit noemt D i l l e «
k l o s Halsketting- Mos, en zegt , dat het
meer voorkomt in de warme Landen; hoewel
• het fomtyds ook in Engeland en Duitfch*
land wordt befpeurd. Het hangt aan Boo.
men, gelyk de te vooren befchreevens Baard-
mosfen, en gelykt naar de Koraalmosfen zeer.
Knoopig Boom-Mos heette het by de Ouden.
Het laatfte is een zeer fraay en aartig Plantje,
dat zig als bloeijende of met Bloemen ver-
toont , wegens de ronde gedraalde Schildjes,
die het aan de enden van zyne Takjes heeft.
Men vindt het, zo wel by ons als elders, veel
aan Beuke-Boomen. Het is voorheen Ven-
kelbladig en hloeijend Takkig Mos genoemd geweest
A r DEEL.
IV.
Hcovn-
STUK.
Schurft-
mos.
, en men heeft het dergelyke kragten,
als aan veele anderen, toegefchreeven.
Zie daar het uitvoerigfte Geflagt, in Soorten,
van het geheele Planten-Ryk, befchree-
ven. Onze Ridder heeft, niettemin, derzel-
ver Getal, gelyk wy gezien hebben, nog groo-
telyks verminderd; dewyl anderen ’er tot twee-
en driehonderd hadden opgegeven. Mooglyk
zou, wanneer men alle Verfqheidenheden,
over den gantfchen Aardbodem, kon be-
fchouwen , derzelver Getal oneindig zyn (*).
Want
Door den jongen Heer L innjeus , thans, als Hoogleraar
in de Genees- en Kruidkunde te Upfal in Swee-
den, de plaats van wylen den ouden Heer, zyn Vader*
Want veelen van deeze Schurftmosfen ver- ix.
anderen , gelyk de Mosfen in ’c algemeen , iv! L’
naar den Ouderdom,de Groeiplaats en ’t Sai-s^°orD*
zoen , grootelyks in Gedaante, Geftalte en, sclmrfi*
Kleur: terwyl zy ook, op zekeren tyd des mos.
Jaars, even als de andere Plantgewasfen, hunnen
Bloeityd hebben , en dan alleen zig met
de Vrugtmaakende deelen vertoonen. Zy beminnen
de koude Gewesten, hooge Bergtoppen
, onvrugtbaare barre Wildernisfen , en
fchynen dus als het uitvaagzel des Aardbodems
te zyn onder de Planten, vergenoegende
zig met het allergeringfte Voedzel en niettemin
veel nut verfchaffende , gelyk wy g e zien
hebben ; alzo verfcheidene tot Voedzel
dienen voor Beeften, dat dezelven vet maakt
en zelfs voor Menfchen, by gebrek van beter
Spyze. Zonderling blykt de Voorzienigheid
van den Schepper, met het Aardryk'niet onvoorzien
te laaten van Planten, die Koude,
Sneeuw, Vorsten alle de onaangenaamheden
van het Winter-Saizoen , zelfs op die plaat-
fen, daar een eeuwige Winter heerfcht, gelyk
op de Alpen en naar de Poolen toe, bravee*
der, bekleedende; zyn nog elf nieuwe Soorten van Sehurft-
mosfen, waar onder twee uit Nieuw Zeeland, opgegeven:
daar ik alhier geen befchryving van doe; kunnende
dezelven in zyn Ed. meermaals aangehaalde Vertoog,
Meth. Musc. emend. Ups. 1781 , worden nagezien.
Nn 3