IX. A fdeei*
II.
■ Hoofd»
STUK.
266 B E S C H R ï V I H C VAN
II. H O O F D S T U K .
Befchryving van de M o s s e n , die bloot en
ongedekt zyn, dat is, Me'elknopjes hebben zonder
Huikje, tot welken het Wolfsklaauw,
Gaatmos, Veenmos en Baardmos , behooren.
T ^ e vier Geflagten, hier opgenoemd, maa-
kèn deezen Rang ui t ; waar van het
eerfte is.
L ycopodium. Wolfsklaauw.
De grootften en aa*nzienlykften onder de
Mosfen bevat dit Geflagt, welks naam, van de
gedaante afgeleid, in ’t Franfch Piedde Loup
is o f Woifspoot; doch ik noem het, tot onder*
fcheiding van het Kruid deezes naams, Wolfs.
klaauw.. Men noemt het anders ook. Ge-
hiodst Aardmos en in ’t Hoogduitfch geeft men
’er den tytel aan, van Teuffelsklauwen, Beerlap,
Gurtelkraud, Schlangenmoofs, enz. Het Iaatfte
betekent Slangen-Mos; om dat de Stengetjes
veelal Slangswyze gedraaid zyn of gevlogten.
De Sweedfche naam is Matten-Gras*, alzo ’er
veelal Vloermatten van gemaakt worden, óm
de Voeten aan te veegen , ah men in huis
komt. Hier van komen de volgende Soorten
voor.