ï $ 2 B E S C H R Y V i N G V A N
Afdeel a^§ezon^erc^e Plekjes waren; heeft zyn Ed,
ui. het hier weder thuis gebragt, daar het,vol*
stok!F°* gens H a l l ë r , weeZenriyk behoort.
Boom- Een keurlyke Afbeelding eh befchryvirig
Varen, heeft ^ Heer' S c H Mi ed e l , Hoogleeraar te
Erlangen, aan ’t licht gegeven van dit Kruid,
’? welk, ten tyde. van J. J aühi nüs reeds
in ’t Wurterabergfe was, waargenomen. Het
x • . blyktdaaruir, dat de Vinnen alleenlyk Vin-
Wiö.'cjiii; deëlig zyn , niet in Eyrnnde 'Vinnetjes ver*
*S ^eeld.j .gelyk tl, al l.e r zegt. Het zelfde is
blykbaar in het derde Steen - Varen Wyfje van
T abeilnemqn t ,als ook in het Laage Vir-
.ginifche.. Moeras - Varen , van Plokenet, hier
toe behoorende pWapt de Vinnetjes zyn
.met een breedc ftrook, langs deBladribhepn,
.yernenigd ,j. en de endelipgYen loopen in een
l^ge/pitfe punt famen. Zeer duidelyk beeldt
.opjt gezegde. Autheur af, hoe deZaadhoopjes
zig eerst op eeneLyn, Iangsden rand, vertoo-
nen» terwyl zy met een .geftraald Schildje
gedekt zyn ,* vervolgens aldaar famenvloei-
jen, en zig eindelyk over de geheele onder-
vlakte verfpreiden; even- als ook in andere
Soorten van dit Geflagt gebeurt. De Eyronde
figuur def BolietjeS j haar Steeltje, de Veer-
kragtige tong en hop zy.open fpringen, om
hun Zaadftof uit te werpen,is ook zeer duidelyk
door hem in Plaat gebragt.
CSÖ)
O Filix immila Paluftris Virginiana. Tab. 284. f-1.
jÓ E H a A I R P L ANT E N. 1<?3
(56) Boom- Varen met het Loof duhbeld ge-
'vind; de Vinnen halfmaanswyze> haairig m.
getand; de Steng firoef. . stuk?FD"
LV1.
De gedoomde Vinnetjes maaken deeze Soort Poiypo.
ö l '0 . aium acitzeer
kenbaar, die door T p urne f o r t totieatu„h
'het Geflagt van Loncfütis betrokken was, we*vir^ ° ra”
gens de fcheefheid derzelven ; terwyl zy geoord
zyn. Dezelve groeit ook op vericheide
plaatfen in ons Wereldsdeel, doch is niet zeer
gemeen. H a l l e r merkt aan, dat zy fom-
tyds met famenvloeijende , fomtyds met on-
derfcheiden Vinnetjes voorkomt. De Steng
is driekantig, bekleed met bruinroode Schubben.
f ' j 7 ) Boom -Varen ‘met het Loof duhbeld gë- LV1L
V.l ïljd l CMRnh^ceti*
Graauw*
tsér) fottffödiürti Ftohcl. bipinnatis'; Pinuis Lunülatis u-I?<^er?V
Éiliato - dentatisj Stipite ftrigofb. Sp.-Plant. N. 45. Goüan .
Mo'nsp. 528» Dalib. Paris. 314. Huds. Angl. 500. Po*,
lyp. Pinnis pinnatis, ciüatls, ferratis, aeuleatis. Hall.
Melv\ inchoat. IJL p. 16. N. 1712- Filix aculeata major.
C- B. Pin. 358, Prokr. 151. Filix mas non ramofa. Pin-
flulisf latis auriculatis Spinofis. Pluk. Alm. 152. T. 179. -
f. 6 & 180. f. i , Lonchitis aculeata major, Touknf. Injh
538. Mor. S. 14. T. 3. f. 14.
(57) Polijpodhun Frond, bipinnatis, [Foliolis Pinnis-
•Jtie remotis Lanceolatis ; Sèrratüris acuminatis. Sp.
Plant. N. 46. GouaN Moiisp. 538. Huds. Angl. 390. Filix
Rhxtica .’ tèmtiisfima deuticülata. J. B. Hifi. III. p .
740.-Filicula Fontana major, f. Adianthum album Fili-
cis folio. C. B- Pin♦ 358. Tournf. Injt. 542, Dryopteris
N can*
*1
m