VIN.
A IDE EU.
111.
HooïD-
STUK.
Gebruik.
ten groeit , wanneer menze, uit het Water
gehaald zynde , toedekt, een foort van Suiker
, welke een Salpeterige hoedanigheid
heeft (*).
Gedagte Heer G m e l i n heeft meer dan
eene Soort van Fucus Scheidkonftig onder-
z o g t , en bevindt zig allermeest belemmerd
met den oirfprong van het Slymig Zeepachtig
Vogt, in dezelven huisvestende. Dit Slym,
dat des Zomers in de Blaasjes van fommig
Zee-Ruy gevonden wordt, is, uitermaatedien-
ftig tot het doen verdaan van harde Kliergezwellen.
De Engelfche Geneesheer R u sse l
wil, dat men flegts die Blaasjes in de Hand
breeken en dan dergelyke Knurven daar
mede wry ven zal. De Heer B a s t e r goot Zeew
a te r , tot een Pint, op een Pond zulke Blaasjes
, en, na dat dit veertien Dagen gedaan hadt,
het Vogt zo dik als Honig zynde , liet zyn
Ed. daar mede de Verhardingen eenige maaien
’s daags wry ven; dezelven dan met Zee.Wa»
ter afwasfchende: ’t welk doorhem zeer dien-
ftig werdt bevonden ( f ).
AIzy
niet dienen rot het maaien van Glas en Zeep: daar
ondertusfehennu, ten dien einde, door ’t Volk derSor-
lings - Eilanden , jaarlyks voor eeuige duizend Guldens
van dat Zout bereid wordt, om naar Briftol te verzenden.
Dat met de grootfte Blaazen geeft, zo Baster
aanmerkt, het meefte Zout.
{ * ) Baster utfupra.
CD Als boven, bladz. 135,
Algemeener Zee-Gewas zal men niet over L?"”
den geheelen Aardbodem bedenken , dan Bet ïii-
Zee-Ruy, ook wel Zee’ Eik genaamd, in des-$TÜK°
zelfs verfchillendheden, Maar zonderling is Groeit
9t , dat men deeze Planten allermeest aantreft , F aau‘
op die plaatfen van den Oceaan, waar groote
Rivieren haaren uitloop hebben. Aan den
mond van Rio de laPlata, in Zuid-Amerika,
zo verhaald wordt, groei jen dezelven in zulk
een menigte, dat de Schepen ’er door vertraagd
worden in hunne voortgang. Van het
Sargazzo in ’t midden van den Oceaan, tus-
fchen Afrika en Amerika, is 5t bekend, dat
zulks weezentlyk plaats heeft. De Schepen
daar in verward raakende , is men ’er fomtyds
zeer mede belemmerd. Evenwel komt het alom
aan de Stranden voor , inzonderheid in
Baaijen en Inhammen, alwaar het dikwils een
verbaazende grootte bereikt.
Men vindt Fucusfen vaneen Duim tottwin-GeftaJte,
dg Voeten en meer hoogte. De Geflalte van
fommigen is als een enkel Blad, met een
Steel; van fommigen als een Trechter of Trompet4
van fommigen Waaijerachtig of gevingerd;
van fommigen als een breed Lint of Touw;
van fommigen als een Veter of Nefteling. Ad*
deren maaken een Boomachtig Gewas uit, dat
zig in breede Bladen , of in fyne Takjes en
L00P verdeelt; waar van het den naam van
Zee • Ruy, óf Zee - Eyk, heeft bekomen. Men
S vindt