l 8(5 B E S C H R Y V I N G ' V A N
-Vil. fchen Pelde, den Franfchéri Fougere, dèn En*
^ “ ^ ‘ gëifchen Ferne, den HoogdUitlchen Paforen of
Hoofd- Fdforenforaul ; zo Wel als hét hïëif i'Ööf bé-
Boom- fchrëèvene Wyfjes - Varen’ *, dit gemeerfer is,
Varen, doordieh het op opehe plaatfeh ; Duinen en
«Bi.98* Bergen groeit. Het werdt daar van, al voor
verlcheide Eeuwen , onzeker oni wat reden,
door den naatn van Mannetje onderscheiden.
De Afbeelding van dit Varen is by D odo-
Néus uitermaate flegt; die van L ob e l voldoet
taamelyk, alzo zy de Vinnetjes onderscheiden
voorflelt, doch ongekarteld ; waar
omtrent de Figuur van M ori son nog beter
is. C a m e r a ü iü s , wederom, vertoont de-
zelven wel gekarteld, maar niet afgezonderd.
H a l l e r haalt eene Afbeelding van V a i l *
l a k t aan, welke my fchynt tot de voorgaande
Soort te behooren (*). Ik vind dezelve
onder de Soorten van dien Autheur niet.
Zie hiér de befchryving vin dit Kruid, ddöï'
gemeld en Kruidkenner.
,, Niets gemeener in de Bosfchen van Swk-
„ zerland en aan de Landfcheidingen. Het
,j groeit by ronde Plaggen. Het gfehèele Blad
3, is een Cübitüs lang, met de laagfte Vinnen
„ korter, dan allergrootst, de overigen drie-
,j hoekig afneemende. De Vinnen, naar dé
Si Rib
09 Filix iösö, PiöniiBs Cïistaüs. 'Sotan, Var. T. IX.
Bg,zs
ï) E H A A l R ï L A N T E ifi 1 $ 7
Rib hellende, langwerpig, rrifet évënwydigê _^VIJ.
randèn, gekarteld,ttomp gèïpltst. fOp het or*
„ Loof komen] Nierachtige höopjeè J ZeSjJ^fb-
Zevön , met eëh Schubbetje gedekt, dat Bom-
gefternd is en rond (*). [Het heeft] E y - ^ ~
„ ronde Doosjes , mfet éeh gewrichten Veër-
,, kragtigen Ring omgeVeh. De gëhëele ge-
Halte is Hevig cn glad: de Sténgbl Schub-
3,b i g . » j ^ .
Vóórts merkt ny aan , dit de Wortel een
Walgëlykên j üït èêü blttfei-ëtt Zbe8éh Sihaak
Heelt. Doöt hfet AfkookZcl 'zoti een doödè
Vrugt zyh afgedreeveri. Een Handvol vin den
Wortel, op eëh Pint Wyh g e ze t, vethaalt
b y , wórdt tegen fceli Zwellinge, die de Wa-
tefzQgtdreigde, aangepreezen. In de Geneeskunde,
zegt hy, wordt het naauwlyks met
ernst gebruikt , hoewel het tegen de Jicht
voorgefchrëevcn is door Ma j o w , en anderen
het tégen de Wormen diehflig geoordeeld
hebben; S c o p o l i vondt het nutteloos. Dëe*
z e Autheur ondertusfchen, zegt zulks niet van
het Mannetjes-, maar vin het Wyfjes-Varen:
waar uit men wederom dë getrouwheid döt
iin-
Dat dit Schubbetje gefternd eu rond is , iriaet èen
nieuwe Waameemingvan Haixer zjrn: Tourjjefort,
die hy aanhaait , zegt , dat het de gedaante van een
Hoefyzer heeft, ’t walk ook beter met deszeïfs Afbëêl-
«Kng ftrookt.