IX. van dat van D i l l e N i u s te verfchillen, als
ArotEr.. gjaacjjes weezentlyk Vindeelig hebbende.
Hooïd- Voorts heeft hy waargenomen , dat ’er van
gmtger-zyn met enkel Vrouwelyke, als ook met bei-
wnmp* derley Teeldeelen op één zelfde Plantje.
Vier nieuwe Soorten zyn door den jongen
Heer LiNN^EUsby dit Geflagtgevoegd:twee
Javaanfche, zyn Ed, door den Heer T hun-
b e r g medegedeeld, waar van de eene Schee*
dige heet; twee anderen, dat Europifche zyn ;
de eene allerfchoonfte, de andere Koralen achtigs
getyteld , beiden zeer kleine Plantjes; het
eerfte op de Stammen van Boomen, hep iaatfte
op vogtige Heijen groeijende (*).
T a r g i o n i a ,
I. Dit Geflagt, door den beroemden M i c n e *
l Llvs benoemd naar een Geneesheer van Flo*
ia . rence, wiens naam T a u g ion i was, heeft
biacüge.1"* tot byzondere Kenmerken een tweekleppigen
Kelk, waar in een Bolletje is beflooten.
De eenigfte Soort, daar van ( O , voert den
by-
(* ) §ungermamia Javanica & Vaginata. Tab. 11» f.
2 r Tab. L f . 5. Pulcherrima. D iix . T. 69. f. 3. & Ser-
tularioides. q. Vid. Meiht Mnsc. emend. Tab- l.f. 6»
0 0 Targionia. Syjl. Nat. Veg. XIII. Gen. 1197. Gort.
Belg. 11, p, 301: Targionia minima & vulgaris. Mich.
G e n . 3. T. 3. Lichen Petraeus minimus, fru&u Orobi C.
C. B. Pin. 362. Dill. Musc. 532. T. 78* f. 9. Lichen
tejrreftris minor Seminifer. B uxb. Cent. 1. p. 41. J , 6t.
(• 4*
Si ï«êf
V E M o s s e n * 47S>
bynaam van Onderhladige, om dat zy de Vrugt
onder’t Blad draagt. Haar eigentlyke Groei- IV.
plaats is in Balie, Spanje en by Konftantino-STU^
polen. Daar heeft men, ten minfte, dit Ge- Xargmiai
wasje waargenomen, ’t welk, volgens C om-
m e l y n , ook in ons Land op vogtige Steenachtige
plaacfèn groeijen zou, doch de Heer
de G orter verbeeldt z ig , dat die Autheur
een Soort van Jungermannia daar voor aangezien
hebbe.
B u x b aum heeft dit Plantje klein Aard-
Schurftmes , dat Zaaddraagend is , geheten.
Door Ba Ühintjs was het zeef klein Steen-
Schurftmos de Vrugt van Erven , genoemd.
C o l umn a verbeeldde zig, dat het Zaadhuisjes
onder aan het Blad droeg, waar van
de bynaam zyn afkomst heeft. M i c h e l i u s
ondertusfchen, getuigt, dat hy in dit Geflagt
nog geen Vrugt gezien, o f van anderen vernomen
hadt gezien te zyn. Hy acht dat het
een Klokswyze Bloem heeft, in een tweekleppige
Kelk aan ’t end van ’t Blad vervat, welken
C o l umna , zegt hy, voor de Vrugt hadt
gehouden ; zynde deeze Kelk aan de onderzy-
de des Blads geplaatst, zo wel als zekere twee
ronde Huisjes , ook van onderen wederzyds
uitn
!pj||
$SI
f. 4. Lichen alter acaulos bypophyllocarpos. C0L1 Ecpfir,
ï* P- 331. £ 333-