4 D e EIGENSCHAPPEN DER
VlT.f ,, ten uiterfte verzekerd, dat niet alleen de
Afdeel. }j planten, in de Zestiende Klasfe vervat,
Hoofd« , } Bloemen voortbrengen , maar dat ook die
STUK* „ van de Zeventiende , zo «vel als alle ande-
„ ren, welken de Natuur heeft voortgebragt,
„ Bloem- en Zaaddraagende zyn. Wy ge-
„ looven , naamelyk , niet, dat ’er eenige
„ Plant gevonden wordt, zonder Bloem of
„ Zaad. En, dat ’er onder de Ouden en He-
„ dendaagfchen »(zelfs , die in onze Leeftyd
„ zig beroemd gemaakt hebben, niet uitge»
5, zonderd ,) fommigen zyn, die zeggen, dat
„ ’er Bloem- en Zaadlooze Planten voorko-
„ men; zulks is daar aan te wyten, dat zy of
„ deeze Kenmerken niet naauwkeurig onder-
„ zogt hebben; of aan derzelver kleinheid;
„ zo dat zy de fcherpte van’t Gezigt, zelfs
,, door Vergrootglazen geholpen , by fommi-
,, gen ontglippen. Bovendien is de zeer on-
gewoone gedaante van zodanige Bloemen
„ of Zaaden dikwils de oirzaak geweest, dat
„ menze daar voor niet heeft aangezien, ge~
„ lykdit, by voorbeeld,met de Bloemen der
„ Varens gebeurd is.
,, Tot beveiliging vau ons Gevoelen, dat
, alle Plantgewasfen Bloem en Zaad hebben,
■ is geen omllag van Woorden noodig, maar
„ de Vertooning alleen genoegzaam van eeni-
* ge weinige Bloemen en Zaaden; inzonder-
,, heid by zodanigen , die niet alleen als
,, van dezelven ontbloot, maar naauwlyks
», als
,, als Planten aangemerkt werden; zynde, v il.
9, zo men meende, by toeval of door eenige j BÏ"
„ belachlyke oirzaak ontdaan; in wier getal s^ °on>'
5, zy de Paddefloelen, Truffels, Schimmel en
,, dergelyken plaatflen. Weshalve, daar het
„ ons gelukt is in eenige Gellagten der ge-
,, melde Klasfcn en anderen van ons uitge-
3, dagt, tot dezelven behoor en d e , dat gene
j, te ontdekken, waar van ’ t Gemeen tot nog
sj toe onkundig is en dat wy altoos geloofd
,, hebben te bedaan ; naamelyk de Bloemen
,, van de Zestiende , en de Bloemen zo wel
3, als de Zaaden van de Zeventiende Klasfe
3, van T q u r n e i o r t ; hebben wy getracht
33 die op de gezegde Geflagten in Plaat voor
3. te dellen, en tevens een naauwkeuriger
3, veideeling van de Soorten, die tot dezelve
3, Geflagten behooren } op te geeven. W y
3, hebben, wel is waar, in alle,die Geflagten,
3, de Bloemen niet zo wel als ds Zaaden kun-
„ nen befchouwen: maar, wegens de overeen-
komst, welke ’er tusfchen eenige Bloemen
„ van de Zestiende en Zeventiende Klasfen
„ plaatsheeft, is eene twyfelingontdaan, of
* „ zy in haare Klasfen te laaten en te bevefli-
„ gen, dan liever allen tot eene zelfde Klasfe
„ te betrekken waren. In ’t Tweede Deel
, van dit Werk , daar wy van de Zee-Ge-
3, wasfen en Haairplanten , als ook van de
3, Aard-Mosfen meenen te handelen, zal be-
A 3 ,, kwaa-
II. XlYï S TUK.