Hl
■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■
236 D ï E 1 G E S C H A f P E B
Vin. vlakte der Wateren bekleeden. De Ridder
Aideel. fchynt hier van een ander denkbeeld gehad te
H o o f d - hebben, toen zyn Ed. verfcheide Landplant-
SrüK’ jes, die in ’t drooge groeijen , onder den naam
yan Alg<e voorftelde als eenNatuurlyke Rangf*),
Ook geeft zyn Ed. als een bepaaling derzel-
ven op, dat Wortel , Blad en Steng, by haar
een zelfde ding, of onaffgheidelyk vereenigd
zyn C l ) : getyk i^en dit , by voorbeeld , in het
Schurftmos ( Lichen) waarneemt; ’t welk men
piet zeggen kan, een Wortel, Blad of S teng,
te hebben, en dat niettemin groeit en weelig
tiert. Doch, aangemerkt het gewoone gebruik
der benaaming A/gce , kwam my zulks niet eigen
voor, en dus betrek ik tot de Wieren alleen
de gedagte Waterplanten. Daar zyn ech*
ter eenige Soorten van Fonteinkruid , enz»
reeds befchreeven , die hier ook behooren
zouden. i.Jt
Ik heb dan de Wieren in twee Rangen on-
derfcheiden ( 1 ) , waar van de eerfte de zo-
danigen bevat, die blykbaare Bloemen hebben ;
de laatfte alle de Planten van ,dien aart, met
duifiere Vrugtmaakingen.
- II. HOOFD-
{ * ) Zie bet 11. Deels I. Stuk, bladz. 19$.
CD Agce. His Radix, Folium & Caudex, in ununfc
Thilof. Botanica, p. 37.
(!) Zie het 11. Deels XI. Stuk, als boven.
Befchryving van d» genen, die blykbaare Bloemen
hebben ; als het gewoone W i e r , dat
tot bèfchutting onzer Dyken en andere Zeewee-
ringen , als ook tot Zeehoofden gebruikt wordt,
en van andere Waterplanten; gelyk het Water-
Duizendblad, Eendekroos, enz.
T \ e Waterplanten , die blykbaare Bloemen
en Zaad hebben, behooren tot verfcheide
Afdeelingen van het Samenftel der Sexen.
Men heeft ’er onder van de Twintigfte, van
de Een-en-twintigfte en Twee-en twintigfte
Klasfe. Eenigen daar van hadt onze Ridder
tot den Rang der Inundatie o f Overftroomde, in
de Natuurlyke Methode, t’huis gebragt (*),
Ik zalze agtervolgelyk befchryven.
Z o s t e r a . Zee-Wier.
4lA
a
yM
9
Het gemeene o f Zee Wier is het laatfte Ce-
llagtin de Klasfe der Manwyvigen; naamelyk
van die Planten, welke de Mannelyke en Vrou-
welyke deden famengevoegd hebben. L i n -
n a u s heeft ’er den naam van Zofera aange
(*) Zie II. Deels I. Stuk, bladz, 191,
II. Deel. XIV. Stuk.
4
WH