kleurig struikgewas, „Wakel” genoemd, in allerlei grillige vormen.
Een tamelijk uitgebreid terrein is er mede bezet, maar buiten
dien kring ziet men ook geen enkele wakelstruik meer.
Onderstel dat gij omstreeks half Augustus een’ nacht te
Ruurlo doorbrengt. Laat het u dan niet verschrikken, wanneer
gij opeens een luidruchtig rumoer in het anders zoo stille dorpje
hoort. ’t Was dien dag de napret van het v o g e l s c h i e t e n ,
een in de graafschap nog altijd geliefd volksvermaak. —■ Staring’s
roerend schoone vertelling kent gij. — De koning, die den vogel
van den paal heeft geschoten, gaat zijne koningin halen. ’t Geldt
eene of andere boeren- of burgerdochter, buiten of in het dorp.
De schutters trekken in optogt mede. Een paar jongelui zijn
met bijlen gewapend; een paal met ijzeren punt wordt voor de
deur der uitverkorene in den grond geplant en door de bijlman-
nen omgehouwen. Welke symbolische handeling mag in dat over-
oude gebruik wel zijn bewaard ? De eer, zijne dochter aangedaan,
kost den gelukkigen vader een paar flesschen Sohiedammer. Dan
gaat het längs de huizen der notabelen; ter hunner eere worden
met het vaandel sierlijke evolutien gemaakt, en de „bijlmannen”
vergezellen dit ,/vaandel strijken” met een’ lustigen dans. De notabelen
offeren iets voor de hun gebragte hulde, en dat is het
kruit en lood voor de latere pret, wapt eenige dagen daarna
komen de schutters, onder trommelslag, aangevoerd door koning
en koningin, nogmaals bijeen. Zijner Majesteits onderdanen blijven
dan ook niet ongepaard. Zoo trekken zij naar de herberg, en als
zij in den laten nacht of den vroegen morgen huiswaarts keeren,
dan is het niet altijd in plegtige stilte.
Buiten Ruurlo, aan den weg, die over Barchem naar Lochern
leidt, vinden wij den ouden Gods-belt, of liever, het weinigje,
dat er van over is, mits wij zeer goed toezien. Aan den zoom
van een dennenbosch ligt een bijna geheel afgegraven heuveltje
tusschen de greppels, die het bosch doorsnijden. ’t Is alleen nog
te kennen aan den jagtpaal, die er op Staat. — Laat ons hier nog
even ter zijde afwijken door de dennenbosschen en akkers , die een-
maal behoorden tot een niet onaanzienlijk buitengoed, al was de
naam van R ij k e n b e r g daarvoor wel wat al te optimistisch. Het
oude huis, met de daaraan gebouwde boerderij, benevens eenige
grootere en kleinere erven in den -omtrek, was eens het eigen-
dom van Mr. B. C. Wildrick, op het laatst der vorige eeuw
representant voor Zutfen, later een der vijf leden van . het uit-
voerend bewind, met Fokker, gematigd als hij, door het heftige
driemansckap Vreede, Fijnje en van Langen verdrongen. In de
curieuse Ka r a k t e r s c h e t s der v o l k s v e r t e a e nwo o r d i -
g er s , z i t t i n g h e b b e n d e in de Na t i o n a l e Ve r g a d e r i n g ,
wordt hij „een braaf Geldersman” genoemd. Op zijn’ naam rust
geen vlek, en de man, die eens aan- het hoofd der natie had
gestaan, stierf hier in betrekkelijke armoede, nadat al zijne goe-
deren waren verkocht.
Vöördat wij Barchenabereikt hebben, is längs den weg niet
veel meer te zien. Het bosch van Rijkenberg is achter öns, den
hoogen esch zijn wij voorbij; wij kwamen op den open grindweg,
tusschen akkers, van, verre door boschjes begrensd, straks tusschen
heidevelden, met dennenwallen omzoomd. Ook Barchem
zelf is spoedig gezien. ’t Is alles nog nieuw en bar. Eerst sedert
eenige jaren werd hier een. Hervormde kerk en pastorie gesticht.
Straks kwamen er eenige huizen bij en verrees er een stoommeel-
molen. Zoo vormde zieh allengs een middelpunt voor eene zeer
uitgestrekte gemeente. Even voorbij Barchem zou ons ,een be-
schaduwd pad, tusschen een boerenhuis en een schuur, bergop-
waarts kunnen voeren naar de Wittewyvenkuil, maar wij willen
ditmaal niet meer van den grindweg afwijken, eer wij Lochern
hebben bereikt, Alleen willen wij een oogenblik uitrusten in de
welbekende en veelbezochte herberg aan den weg, die ook in
de zomermaanden veel vreemdelingen gastvrij opneemt. Laat de