hebben gehad, waarvan eene met een belangrijke verzameling oude
wapens was versierd. In het tegenwoordig Goudestein is van het
■oude niet veel meer over. Het ruime, vierkante huis, dat er nu
staat, is in 1754 gebouwd. De steenen koepel op den hoek is
verdwenen en de poortvormige ingang door een ligt ijzeren hek
vervangen. Wat er van bet oude nog over is, is welligt het
//Schaduwrijk geboomte”. Althans, er staat schoon hout op de
plaats, die stellig niet minder dan vroeger tot de sieraden van
de Vecht behoort.
S i l v e r s t e i n , dat in 1734 naast Goudestein lag, bestaat niet
meer. ’t Is waarschijnlijk daarbij aangetrokken. De plaats waar
thans de stal van Goudestein staat, behoorde in 't begin der vorige
eeuw er nog niet bij. Die stal met het'daar nevenstaande hek
zal wel het overblijfsel van Silverstein wezen.
Tusschen Goudestein en Ga n s e n h o e f is vrij wat verandering
gekomen. Een aantal oude en daaronder beroemde namen, vinden
wij niet meer, En d e l h o e f , Br u i n e n b u r g , D a e l w i j k ,
Ve c h t s t r o om, den Oe v e r , Sp r u y t e n bu r g zoeken wij
tegenwoordig vergeefs, evenals de eenmaal wijdvermaarde lust-
plaatsen Ho o g e v e c h t en Ot t e r spoor .
Hoogevecht was eenmaal een zeer aanzienlijk goed. Zeker,
’t moet er op een’ zonnigen zomerdag tamelijk ondragelijk zijn
geweest in die lange, breede lanen met haar’ bonten opschik van ge-
knipte graskrullen, marmeren beeiden, pyramide- en pruikboomp-
jes, wanhopig regelmatig tusschen eindelooze geschoren hagen
en met een tempeltje op een bergje in ’t verschiet; wij zouden
al die terrassen met hun stijve, stijle kanten, waar men niet dan
met trapjes kon opklimmen, onuitsprekelijk vervelend noemen;
wij zouden vermoedelijk het liefst maar hebben neergezeten op
het steigertje aan de Yecht, waar wij althans een weinig frisch-
heid en een weinig natuur hadden gevonden en hopen mogten
op eenig lommer van de hoogopgesnoeide boomen voor het huis.
Maar wij zouden door de uitgestrektheid van Hoogevechts terrein
toch wel eenigen indruk van den grootschen en ruimen aanleg
hebben ontvangen, en wäre er sprake van, dat een der lustplaatsen
aan de Vecht in den ouden stijl ongeschonden bewaard en
goed onderhouden wäre geworden, als type van den smaak der
vorige eeuw, wij zouden Hoogevecht gerekend hebben onder de
plaatsen, die daarop volle regt zouden hebben gehad, want in
zijn soort was het een zeer fraaije plaats. Maar de oudheidmin-
naar, die een dergelijke bezitting voor zijn genoegen zou wenschen
te onderhouden, had wel mögen bedenken, dat het een kostbare
liefhebberij zou zijn! Het ontgaat onze aandacht niet, bij het be-
schouwen dier oude gravuren, hoe talrijk het personeel is, dat
altijd en overal bezig is, knippend, snoeijend, opbindend, harkend,
schoffelend, kruijend. Een heir van tuinknechts rnoest ook
wel altijd bezig zijn, om ieder ontsnappend blaadje afteknippen,
oin de natuur binnen de perken te houden, als zij zieh soms in
haar weelderigheid de uitspatting veroorloofde, van een’ boom
meer naar een’ boom dan naar een plank of een vaas, een’ paauw
of een obelisk te doen gelijken.
Ook O t t e r s p o o r bestaat niet meer. De wandelaarzoektzijn’
langen regten vijver met de afgeperkte eendenkom en de beide
andere groote sierlijke waterkommen en den opgesmukten tempel
in ’t verschiet te vergeefs. Het vrij antieke huis met zijn’ hoogen
trapgevel is met stal en speelhuis, bruggen en hagen den weg
van alle vleesch gegaan. Eens behoorde Otterspoor tot de zeer
beroemde plaatsen aan de Vecht. Wat ons behagen zou, dat is,
dat er vrij wat hout wordt gevonden en dus meer weldadig lommer
längs den vijver, wien ’t aan grootschheid niet ontbreekt,
en die ’t van Hoogevechts pronkstukken ver jn eenvoudigheid
wint. De hofstede verkreeg in 1673 zekere vermaardheid in den
lande door den aanval van dertien van ’s Prinsen volk op de
trekschuit van Breukelen, waardoor een Eranschman en twee boe-
ren werden nedergelegd en de schippersknecht zwaar gewond werd.
Dit feit geschiedde bij Otterspoor. Zeer oud is de naam der plaats,
althans het „Otterspoorsche broek,” dat aan de overzijde der Vecht
ligt, is reeds van ouds bekend. Nijenrode had er de tins en tien-
den in leen van den huize van Vianen, maar het broek had zijn
bijzonder buurgeregt, totdat het in 1533 onder het geregt der