onder de hooge muren wordt het ons, alsof wij het gekletter
der wapenen hooren in het suizen van den avondwind | alsof
de roode wolkjes, die aan den heinel drijven, de weerschijn
zijn der vlaminen, opgaande uit geplunderde dorpen, liftj platge-
brande kasteelen, uit geblakerde pachthoeven. Kloeke, krachtige
gestalten gaan voor ons heen, en al zijn de herinneringen die zij
nalieten, weinig in overeenstemming met het liefelijk landschap
vol vrede en zegen, dat zieh thans voor ons uitbreidt, wij
zouden hier uren lang kunnen vertoeven, als wij ’t verbalen en
herdenken wilden, wat op dezen bergtop is geschied. Hebben
wij er reeds te lang vertoefd? Hebben wij den tijd ontstolen
aan de schoone wandelingen, die de oinstreken ons in zoo rijken
overvloed aanbieden? Maar de rulne heeft een onweerstaanbare
aantrekkelijkheid. Wie zieh in Yalkenburg ophoudt, beklimt wel
menigmaal onwillekeurig het steile bergpad naar den Dwingel,
en is de tijd van zijn heengaan daar.|§ § | dan nog een laatste
groet aan ’t kasteel, dan nog van zijn terrassen een laatste blik
over het heerlijk land en het vriendelijk stadje aan zijn voet.
En wij scheiden nog niet van de ruine, eer ik u heb verhaald,
wat eigenaardig tooneel zij den avond van 16 Aug. 1876 aan-
bood. Een bekend letterkundige, ditmaal onder den nom de
guerre Wal r am van Limb u r g optredend, had een aantal
gasten uitgenoodigd, om de voordragt van een drama bijtewonen,
dat, uit de Valkenburgsche gesehiedenis ontleend, de non Elisabeth
tot hoofdpersoon had. Een klein, maar belangstellend ge-
hoor was op de ruine bijeen, en op de plaats zelye, die van de
geschetste gebeurtenissen getuige was geweest, werd de aandaeht
geboeid door het verhaal van den overgang van het Valkenburgsche
huis, waarin allerlei eigenaardigheden uit het volksleven
hoogst gelukkig waren ingevlochten. ’t Was een heerlijke avond-
stond. Kalm en statig daalde de zon achter de bergen, en de
schemering omhulde allengs den ouden muur der zaal met zijn
zware booggewelven en zijn hooge vensternissen. In het dal be-
neden klepte het vesperklokje. Zoo traden de gestalten uit het
grijs -verleden voor ons op: de strenge heer van Ninove en de
kloeke Walram van Valkenburg, die Elisabeth tot bruid, Val-
kenburg tot erfdeel eischt; de ängstige jonkvrouw en haar mede-
lijdende, maar magtelooze zuster; de lustige burgerij op het
Meifeest, dansend en zingend om den denneboom, dien de hij-
gende ossen naar het burgtplein hadden gesleept; de heraut, die
naar het oude regt der heeren de namen oproept der jongelin-
gen en jongedochters j aangewezen om „ten schoen te gaan” —
om in het huwelijk verbonden te worden. — ’‘^Niet vaak zal
een auteur het voorregt hebben, zijn werk in zulk een om-
geving voor te dragen; niet vaak zal een auditorium een drama
kunnen genieten, waar de natuurlijke coulissen zöözeer medewer-
ken, om het te brengen in een stemming, die door onze met
gas verlichte gehoorzalen, door onze schitterendste theaters niet
kan worden teweeggebragt.
En nu zeggen wij de ruine vaarwel. Bij ons eerste bezoek
is de avond nog niet gevallen, en ik noodig u uit, als wij het
hek achter ons hebben, nog niet aftedalen naar de vlakte, maar
het steil en slingerend pad te volgen, dat achter den slotberg
naar boven leidt. De Dwingel toch ligt aan den voet van een
vrij hooge bergreeks. ’t Gaat tusschen het houtgewas door;
’t gaat längs de hellingen in den diepen hollen weg, waar hoog
boven ons het koren groeit, en meer dan eens opent zieh onder
het stijgen nevens en achter ons een uitzigt vol verrassende
schoonheid, in de rijkbegroeide ravijnen of op de glooijende
velden. Eiudelijk is de uitgestrekte hoogvlakte bereikt, waarop
in de verte het torenspitsje van het dorp Sibbe boven een boom-
groep oprijst. ’t Is hier een ruim panorama. In wijden kring
dwaalt het oog over de ligt golvende akkers op de kruin van
den berg, waar in vruchtbaren kleigrond de veldvruchten rijpen.
Hier en daar is de rogge reeds gemaaid, en op de groote, twee-
wielige karren wordt de oogst geladen. Ginds grazen runderen
op een kampje klaver, binnen de perken gehouden door een’