echte oude stins — G r o v e s t i n s bij Gaastmaburen — is in
1823 door brand verwoest. Belangrijke raadhuizen of andere open-
bare gebouwen zijn er schaarsch. Maar van overoude kerken bezit
Friesland nog een opmerkelijk aantal, en ons bezoek zal ditmaal
vooral eenigen dier overblijfsels der Romaansche bouwkunst gelden.
Monumenten van Europeesche vermaardheid, zooals die trotsche
kathedralen, waarin wederom aan Belgie het leeuwendeel toekomt,
heb ik u niet aan te wijzen. Gij zoudt in van Katnpen’s werk,
vruchteloos — ik zeg nog niet de a f b e e l d i n g — maar zelfs
d e v e r me l d i n g zoeken der nederige bedehuizen, die wij zullen
bezoeken. Ons zijn zij niettemin van belang, en als bijdragen
van onze kennis van den tegenwoordigen toestand van ons vader-
land, en om wat zij met hun graauwe muren, met hun zerken
en hun wapenborden, van ons voorgeslacht hebben te verhalen.
Emile Montegut verhaalt in de voorrede zijner S o u v e n i r s
de Bo u r g o g n e , dat hij te Rotterdam iemand gesproken had,
die beleed, nooit m Friesland te zijn geweest. Hij had van meer
Rotterdammers die belijdenis kunnen hooren, en ook elders dan
in Rotterdam zou hij er ontmoet hebben, voor wie het Noorden
des lands nog ganseh onbekend terrein is. Een bezoek aldaar kan
dan vooralsnog wel niet overbodig worden gerekend.
Als punt van uitgang kiezen wij het zelfde Dragten, waar
wij ook reeds vroeger ons hoofdkwartier hadden gevestigd, en
ons eerste bezoek geldt de kerk van Oud e g a — van Oudega
m Sma l lmg e r l a n d , want Friesland telt nog twee dorpen van
dien naam. De breede, vrolijke straatweg is ons, ten deele althaus,
reeds bekend. Het is de zoogenaamde Noorderstraatweg — van
ouds de h j k we g — die over Bergum naar Leeuwarden loopt.
anvankelijk onder het lommer van welig wassende eiken, langs