VERBETERINGEN EN BIJVOEGSELS.
Bij dit 2de deel heb ik weinig te voegen, dan den dank aan alien, die
my op eenigerlei wijze van dienst waren, ook aan hen, die mij aanwijzingen
verstrekten omtrent later te bezoeken plaatsen en mij hnnne medewerking.
beloofden. Yoor een en ander blijf ik mij aanbeyelen, ook voor opmerkingen
omtrent onjuistheden, die ik minder ontving, dan ik gehoopt had. Gaarne
neem ik de gelegenheid waar om, naar aanleiding van hetgeen ik op biz. 133 omtrent
»de gelegenheid tot goed onderwijs te Zntfen” gezegd heb, de nitstekende
dag- en kostschool voor jongejufvrouwen te Warnsveld te vermelden, waaraan ik
door een’ vriend nit Amsterdam werd herinnerd. Ook vermeld ik de beden-
king, ingebragt tegen hetgeen ik Dl. I biz. 257 schreef: »De prinses van
Oranje gedwongen de terngreis naar Prnisen te aanvaarden.” »De Prnisen
behaalden eene overwinning aan de Goß-Jan-Yerwellen sluis”. Dat was in-
derdaad onjnist. De prinses keerde niet naar Prnisen maar naar Nijmegen
terng, en in plaats van »aan de Goß-Jan-Verweilen sluis” leze men »overal”
of iets dergelijks. Minder geneigd ben ik vooralsnog, om terng te nemen
hetgeen ik Dl. I biz. 354 schreef: »de hof en de heerlijkheid Da l en, nabij
Coevorden gelegen.” Wßl zegt de baron Sloet van de Beele (Oorkonden-
boek van Gelre en Znt fen Dl. I n° 373), dat het graafschap Dalenin
Westphalen lag, en ik erken het gezag van dien nitstekenden geleerde, maar
ik zocht vruchteloos naar eenig bewijs. Op de kaarten en in de werken, die
ik kon raadplegen, vond ik in Westphalen nergens een Dälen, dat tot het
gebied van den bissehop van Utrecht behoorde en dns wel te eeniger tijd tot
het Oversticht zou zijn gerekend geworden. Bij het bezit van een afgezon-
derd graafschap te midden der diocese van den Munsterschen bissehop had
hij geen belang. Wel had hij belang bij Dalen in Drenthe > tot afronding
van zijn gebied. Totdat ik beter ben ingelicht, blijf ik dns Dalen bij Ooe-
vorden zoeken.
Op aanwijzing van den Heer J. I. van Doomicnk, archivarins te Zwolle,
teeken ik aan, dat N i e s e r t ’s Muns t e r i s c h e s Ur k n n d e n b n c h be-
langrijk is voor de geschiedenis van Enschede en de regten der Heeren van
Ottenstein aldaar, en dat bij Enschede nog in 1653 en ’54 drie onde wol-
ven geschoten zijn. Door hem zijn in de Zwolsche Conrant van 25 en 29
Dec. 1871 een paar artikelen over de hervorming te Diepenheim geplaatst,
ter aanvulling van het door Chevallereau verhaalde. De marke En le of
Oele is denkelijk dezelfde, die in 797 Hn l e r i wordt genoemd. Omtrent
de plaatsen in Twenthe, met H n n of Hond zamengesteld (Dl. II blz. 73)
teekent de Heer van Doornik aan, dat sommigen in dat »hund” het bewijs
zien, dat ook hier de Centuriones, de hond erd mannen, aanwezig waren,
en dns ook hier de vestiging in de marken bij honderdtallen heeft plaats
gehad. (vg. Dl. I blz. 183). Ik zon mij daar zeer goed meß knnnen ver-
eenigen, maar hoe dan met den Hunenborg in het Yalterbroek? Dat schijnt
wel bepaald een versterking te zijn geweest, en hoe kwam die bij eene, marke
te pas? Of was het eene offerplaats als de Hnnnenschans aan het Udde-
lermeer ?
»De Salische wet, volgens sommigen naar Oldenzaal genoemd” (blz. 82).
Daarmede kan de Heer v. D. zieh niet vereenigen. Ik ook niet. Maar ik had het
oog op hetgeen voorkomt in den Overijss. Alm. van 1846, blz. 226 e. v ., waar
het vermoeden wordt uitgesproken, dat de Salische Franken naar deze »Sala”
hnn naam ontvingen. Ik vermeld het dan ook als de meening van »sommigen”
Op blz. 190 is eenige verwarring. Willem Engelbert Bruno van Doetinchem,
Heer van Medler, zoon van Engelbert en Bernardina van Hoen, stierf on-
gehuwd 22 Oct. 1681. Zijn allodiale goederen en Medler vervielen toen aan
de znster zijner moeder, de wed. Judith van Dorth — zijne leenen aan
Willem van Doetinchem van Bande, Heer van Kemnade, zoon van Cornelis,
den broeder van Engelbert.
Het hnis Medler i s , sedert de wandeling in de Graafschap geschreven
werd, door den dood van den toenmaligen bezitter, van eigenaar veranderd.
Yolgens familie-overlevering is de naam Ha c k f o r t nit den tijd der kruis-
togten afkomstig en beteekent »hache fort”. De lelies, waarmede het wapen
vermeerderd werd, zonden door de Bourbons zijn geschonken. (Mededeeling
van Jhr. v. Sasse v. IJsselt.)
Sedert de teekening van het kasteel te Ruurlo werd vervaardigd, heeft
het huis eenige verandering ondergaan, door het aanbonwen van een paar
trapgevels en het optrekken van de uitstekken aan den zijgevel tot torentjes.