stok, die met het eene einde aan den kop, met het andere
einde aan een’ in den grond geslagen paal is bevestigd. Maar
wij zien er ook, die den paal hebben omgetrokken en zieh te
goed doen op een stuk land, waar zij blijkbaar niet welkom
zijn! — Ginds zijn de maaijers bezig in de witte hemdsmouwen,
met den stroohoed boven het gebruinde, gesnorde gelaat. Van-
hun zware * met spijkers beslagen schoenen draagt het bergpad
de talrijke indruksels. Verderaf is de afstand te groot, om het
landschap nog door den mensch en zijn’ arbeid verlevendigd te
zien, maar de tegenwoordigheid der menschen verraadt zieh
door de witte en geele huizen, alom over de velden verstrooid,
tusschen de boschjes, tegen de hellingen, en te midden van dat
alles troonen de sombere muren der ruine, daar ginds beneden
ons. Het stadje ligt achter den berg, voor ons oog verborgen,
maar ter zijde verheft zieh het kerktorentje van Oud-Valkenburg
en het leijen dak van zijn kasteel even boven ’t geboomte, en
in het rijke Geuledal schemeren de muren van de kasteelen
Oost en Schaloen tegen den donkeren bergwand aan de over-
zijde der rivier. Nog verder, aan den ruimen horizon, ontwaren
wij ook deze teekenen van leven niet meer. De -werken van
menschenhanden zijn te klein, om op dezen afstand nog gezien
te worden, maar de rijk geschakeerde vlakten en hellingen der
bergen blinken in het licht der dalende zon tot waar de golvende
lijnen hun schemerend blaauw tegen de heldere zomerlucht af-
teekenen. ’t Is een diepe, holle weg, die van het prächtig plateau
van Sibbe naar beneden voert. Zie eens, wat ingesneden sporen,
wat verraderlijke rotsblokken, die tusschen het fijne, gulle stof-
zand uitsteken! ’t Moeten sterke wagens zijn, die het op dezen
weg uithouden. ’t Moeten stevige paarden of krachtige ossen
zijn, die de zware lasten opslepen tegen de steilte, waar ieder
oogenblik het rad tegen de harde steenbrokken knarst of in het
diepe spoor wegzinkt, waar telkens de breede as längs den mergelwand
schuurt. Wel doet de loshangende stok, aan den achterkant
van den wagen slepend, zijn dienst door onmiddellijk als de
wagen stilstaat, het achteruitloopen te beletten! Gij ziet, dat