Omtrent de Eese en omtrent de ondste geschiedenis der Heeckerens ver-
pligtte de Heer L. A. F. H. bar on van Heeckeren te Zntfen mij door .zeer
uitvoerige aante ekenin gen, waarvan ik dankbaar gebrnik heb gemaakt, al
liet het bestek der wandeling niet toe, alles er in op te nemen.
De belangrijke collectie familieportretten, tegenwoordig op den hnize
Keppel bemstend, is yan de Eese afkomstig.
De doopvont te Almen is door Staring beschreyen en afgebeeld: Geld.
Alm. 1835, blz. 27, 28, en door Eyck yan Znilichem in de Be r igt en van
he t Hist . Gez e l schap t e Ut r e cht , Dl. I, afl. 1.
De kerk behoorde van onds aan de Keppels. Wolter van Keppel ruilde
die in 1329 met Frederik van der Eese tegen de kerk te Drempt. (Nijhoff’s
Bijd ragen, N. R. Dl. I, blz. 244. Archief van Rechteren.)
Aleydis de Almen leefde in 1324. (Tijdrek. Reg.)
Over de geschiedenis van d eVo o r s t ontving ik uitvoerige inlichtingen van
den Heer Ondenampsen op Mooiland. Ook hiervan Tnoest ik een en ander onge-
broikt laten. Ik neem echter in de aanteekeningen nog iets_ op, dat in den
tekst geen plaats kon vinden. Het onde Hnis de Voorst, in zijne grachten lig-
gende, was door een lange bmg verbonden aan een’ bonwkamp, waarop een
groote schnnr geplaatst was. Ook deze bonwkamp was door een gracht om-
geven en door^een ophaalbmg aan de daarbij behoorende boerenplaats verbonden.
— Christianas de Vorste, gehnwd met zekere Benedicta, gafinl305
de helft der tienden in leen nit, ter Zntfenschen regte, met een pond te
verheergewaden. Dezelfde halve tiende werd in 1383 aan het gasthnis den
H. Geest te Zntfen in leen nitgegeven. Gerrit van de Voorst ontying het
hnis en goed in 1378 als dienstmansleen. Hij was in 1398 en 1402 schepen
te Zntfen. Zijn kleinzoon , Gerrit Evertszoon, bekleedde, behalve het schepens-
ambt, ook de betrekking van Provisor van het onde gasthnis te Zntfen. Hij
Staat in 1435 met zijne vronw Agnese of Nise voor schepenen alle aanspraak
af op de onverstorven nalatenschap zijner znster Jntte, ten behoeve van
hären man, Engelbert Kreijnck, opdat deze in Staat zon gesteld worden,
het St. Elisabeths gasthnis aldaar te stichten, gelijk de echtelieden Kreijnck
daarvan in 1442 een’ fnndatiebrief hebben gegeven. Gerrit’s zoon Evert werd
met de Voorst beleend in 1441 ter Zntfenschen regte, te verheergewaden
met eenen rijzigen peerde. Hij was herhaaldelijk overrentmeester der stad.
Aleyd van der Voorst werd in 1566 beleend met het huis en goed, waarbij de
goederen’t Ooitink en Nuysinck waren gevoegd. Haar ondste zoon Evert van
Keppel deed afstand ten behoeve van zijn’ broeder Oswald', die daarop er
mede beleend werd tegen betaling van een dnbbel heergewaad, door het Hof
geschat op twee en zestig goudgulden.
Een’ Nicolaus de Vorste vind ik in 1190 (Tijdrek. Reg.), maar ’t is
onzeker of hij tot het geslacht v a n Voor s t of tot dat van de Voor s t
behoorde.
Het archief op de havezathe den Dam is beschreven door Mr. W. R.
Tadema in Ni j h o f f ’s Bi j dragen , N. R. Dl. II, blz. 112 e. v. W a a ris’t
gebleven? En waar is de rijke verzameling familieportretten, daar eens aan-
wezig? In het Tijdrek. Reg. vond ik: Henricns van Damme in 1131, Ever-
ard van Damme in 1324. Henricns de Mersche leefde in 1272, Johannes
de Morsche in 1305. Anderen worden genoemd in de aangehaalde nnmmers
der He ra ld . Bibl io the ek.
Robbert Jasper van der Capellen tot de Marsch was ook Heer van de
Lathmer. Hij verkocht dit goed in 1780 aan den hertog van Coerland. Onder
de bezitters kan ook genoemd worden Hendrik van Brienen in 1668. Reeds
in 1273 vind ik Albertus de Latmere, ridder (Tijdrek. Reg.). Ook het hnis
Empe bij Voorst heeft aan van der Capellens behoord. Eene uitvoerige genealogie
der van der Capellens is te vinden in Kok, Vader l . Woor -
denboek, , Dl. IX. De g e i l lu s t r e e r d e Encyc lopedi e , bewerkt door
Winkler Prins, bevat over de van der Cappellens, gelijk over de van Heeckerens,
artikelen, die blijkbaar met veel zaakkennis geschreven zijn. Van de
verwoeste grafplaats onder Gorsel bestaan afbeeldingen. Ook is in plaatvoor-
gesteld de terngkeer van Johan Derk van der Capellen tot de Poll in de
vergadering van de ridderschap van Overijsel. ’t Is een vrolijk man met
een pruikje , die aan de hand van den baron Bentinck van Werckeren blij-
moedig de zaal instapt.
De taal, die in de Graafschap gesproken wordt, heeft groote overeen-
komst, en naanwe verwantschap met het Twentsch. Het laatste schijnt mij
echter nog veel meer eigenaardigheden bewaard te hebben, zoodat ik het