reeds vroeger een kerk gestaan, die aanvankelijk wel van hout
zal zijn geweest, maar later door een steenen gebouw werd ver-
vangen. De läge, maar vrij zware toren van duifsteen dagteekent
uit dien lang verloopen tijd, maar jaminerlijk is hij geschonden
door het aanbrengen van raampjes, die er volstrekt niet bij passen.
Wij hebben verzuimd te onderzoeken, of er nog iets te
vinden is van de oude, in boven- en benedendorpel der kerk-
deur gemetselde steenen, waarop gelezen werd:
E h l d e h a r t R ic i in t
en
T h id e h a r t R ic l in t
die de geleerden in verlegenheid bragten. Sints men opmerkte,
dat verscheidene zulke opschriften, aan kerkdeuren aangebragt.,
daar oorspronkelijk niet tehuis behoorden, maar overblijfsels van
grafzerken zijn, schijnt de oplossing van het Maarsensche raad-
sel niet moeijelijk. Ehldehart en Thidehart zijn namen, evenals
Riclint, (zooals ik in beide opschriften zou willen lezen), en ik gis
dat Ehldehart en Thidehart zonen van zekere Riclinde waren,
en dat zij hier begraven werden, ’t Zal wel bij de stichting der
meuwe kerk in 1528 zijn geweest, dat deze stukken eener oude
zerk bij den ingang werden gemetseld. Aan het tegenwoordige
geslacht was het voorbehouden, tegen den kerkmuur een hokje
te bouwen, met een deurtje er in, gesterkt door steunbeeren,
alsof zij wie weet wat zwaar muurwerk moesten schrägen, en
gekroond met kanteelen, alsof zij wie weet wat ridderburgt ver-
dedigen moesten!
Het oude Sn a e f b u r g — ook S n a v e l b u r g genoemd,
toen de naam van het adellijk geslacht der stichters was ver-
geten — het oude Snaefburg, met zijn’ Vierkanten toren en
zijn’ gevel van 1696, is niet meer te vinden.
L ÄNG S DE V E CHT .
TWEEDE GEDEELTE.
Hebben wij aan het levendig en bloeijend Maarsen de verschul-
digde opmerkzaamheid geschonken, dan maken wij gebruik van
de gelegenheid, als de brug is neergelaten, om de overzijde weer
op te zoeken. Met de drukke scheepvaart op de rivier is de post
van bruggewachter waarlijk geen s ine eur e , en bij een’ zwerftogt
längs de Vecht kan ’t ons herhaaldelijk gebeuren, dat wij eenigen
tijd moeten wachten. Trouwens, het gezigt op de lange huizen-
reeks aan beide oevers, met de afwisselende lijnen en tinten der
daken en muren, door boomgewas' overal verlevendigd, is zoo
schilderachtig en vrolijk, dat een oogenblik wachtens niet verloren
behoeft gerekend. Wij zouden ons in die Vechtdorpen, en
in Maarsen vooral, eer in een kleine stad, dan in een dorp
verplaatst achten. Längs de straat aan weerskanten der rivier
staan huizen, die in menig stad niet kwalijk op hun plaats zouden
zijn, en wij zien e r , die met hun hooge stoepen eer aan een
Amsterdamsche dwarsgracht, dan aan een Stichtsch dorp herinneren.
De invloed, door de hoofdstad in deze streken sints
jaren uitgeoefend, is dan ook allerwege nog merkbaar. Eiders
„houdt men Amsterdammers” , zooals ’t in Gelderland niet zeer
eerbiedig heet, en het karakter der plaatsen verändert er weinig
II. 19