Wij kunnen regts, of links,, of regtuit, bij denstal der herberg
längs. Gingen wij regtuit, dan volgden wij den straatweg, die
van den dijk afdaalt en ons aanvankelijk längs eenige vrolijke
buitenverblijven, längs boerderijen en arbeiderswoningen, längs
vette bouw- en weilanden voert, rnaar al spoedig zeer eentoonig
wordt. Het is de groote weg op Dordrecht. Wij zouden er weinig
meer zien dan vlakke velden, behalve het dorpje Rijsoord
met eene groote uitspanning, waar nog al eens partijen en brui-
loftsfeesten worden ^— vooral werden — gehouden, en Zwijn-
drecht, waar wij aan de overzijde der Merwede de donkere
huizenreeks en den zwaren toren van het aloude Dordt zien
oprijzen en de spoorwegbrug Zieh weift over de rivier. Als wij
Dordt eens gaan bezoeken, dan kiezen wij dezen straatweg niet.
Dan houden wij den vrolijken waterweg, die ons voorbij de
belangrijke werven van Alblasserdam en den Kinderdijk voert.
Wilden wij een’ kleineren togt in ’t Overmaas, wij konden een
eindweegs op den Dordtschen straatweg bij den korenmolen den
zijweg inslaan, die bij de kerk van Charlois uitkornt, orn längs
den grooten dijk naar Katendrecht terug te keeren. Voor den
Rotterdammer, die wel eens iets anders zien wil dan huizen en
straatsteenen, dan schepen en sleeperswagens-, is dit eene ge-
wone en geenszins onaangename wandeling; maar wij zijn daar-
mede ditmaal niet tevreden.
Wij kunnen van Katendrecht ook links gaan, een paarstraten
door, tusschen läge huizen, längs den dijk gebouwd, waar steile
trappen tusschen de woningen naar de erfjes en tuintjes daarachter
voeren, het bescheiden Toevlucht soord voor verwaarloosde
meisjes voorbij, en verder kunnen wij in de laan vanhoogeiepen
een schoon uitzigt genieten, over de uiterwaarden heen, op de
rivier en de stad, en binnensdijks op uitgestrekte bouwlanden, van
den Dordtschen straatweg doorsneden. Deze rigting moeten wij
kiezen, als wij de nieuwe werken gaan bezoeken, die aan deze
zijde der Maas worden aangelegd. ’t Is daar een levendig tooneel:
spoorwagens in de hoogte en in de diepte, — krioelende zwermen
van aardwerkers, in schilderachtige mengeling van kleuren, gravend
en kruijend op den bodem der toekomstige havens en dok-
ken, — snorrende locomobiles, die de zware heiblokken ophalen en
ze laten vallen op de lange dennenmasten, — lange reijen van hut-
ten en keeten, met wapperende festoenen van waschgoed, en
bezige vrouwen en kinderen zonder getal! Maar ’t is overigens
nog eene woestenij. Langs enkele kaaimuren van bazalt stroomt
reeds het water in de nieuwe havens. Van een paar spoörweg-
bruggen is de bovenbouw gespannen op de pijlers. Hier en daar
staat een eenzaam steenen huis, en ’t is wel reeds te zien en te
begrijpen, wat er komen moet, maar een bezoek aldaar levert
voor den vreemdeling nog niet veel anders op, dan een’ verwar-
den indruk en een paar uitermate beslijkte laarzen. Later hoop
ik u er eens te kunnen rondleiden, als de werken gereed zijn.
Wij gaan ter regterzijde. Wij houden den grooten dijk van
Katendrecht naar Charlois, aan wiens voet een paar buitenverblijven
van Rotterdamsche lcooplieden liggen, en van wiens kruin
wij het uitzigt genieten over de uitgestrekte weilanden binnensdijks
en over de rivier met haar levendige scheepvaart op Rotterdam
en Delfshaven aan den tegenoverliggenden oever, voor-
zoover het welig wassend rijshout het niet belet. De dijk zelf met
zijn hooge iepen zal u verrassen, wanneer gij u niets dan eindelo*oze
vlakten en boomlooze velden hadt voorgesteld, en wandelt gij in de
Meimaand door het Overmaas — ’t is de beste tijd daarvoor,—
dan vindt gij alom het groen der wei- en bouwlanden gescha-
keerd met het schitterend geel der bloeijende koolzaadakkers en met
den rijken voorjaarsdosch der vruchtboomen, die menig boerenerve
omringen en over menig rieten dak der nederige arbeiderswo-
ning ween sneeuw van zilvren bloesems” strooijen. Gij kunt er
ook niet weinig schilderachtige hoekjes vinden, waar de huizen,
met welig klimop begroeid, door linden overschaduwd, half achter
digte doorn- of beukenhagen verscholen, in de kromming van