jaartal 1701 te lezen geeft. Niet altijd zou de Heer van Schaloen
het gewaagd hebben, zulk een’ molen op zijn grondgebied te
stichten, ten gerieve van de onderzaten van dit goed en van zijne
heerlijkheid Schin-op-Geule. Immers, des Heeren molen van Val-
kenburg was een dwangmolen, waar de bewoners der omwonende
dorpen en heerlijkheden hnn graan moesten laten malen, tenzij
liet door omstandigheden onmogelijk wäre. Maar toen ook Scha-
loen en Oud-Valkenburg den koning van Spanje werden toege-
wezen, kon dit oude regt der Valkenburgsche Heeren niet ge-
handhaafd worden, gelijk het zeker in den drang des oorlogs
feitelijk was verloren gegaan. Thans hebben de boeren der aan-
grenzende dorpen er gemak van en de wandelaar ziet er het
schoone landschap uitnemend door gestoffeerd, al heeft het stee-
nen gebouw de schilderachtigheid niet van die watermolens, die
zoo menig Geldersche beek versieren. Tegenover den molen aan
de andere zijde van den landweg ligt het park van Schaloen, af-
gesloten door hekken tusschen met vazen gekroonde palen ; uit-
gestrekte stalgebouwen met boerenwoning en beijenstal liggen
tusschen het groen verscholen. Het huis zelf verheft zieh achter
een ouderwetsch maar deftig waterwerk, gevormd door een’ Vierkanten
vijver tusschen gemetselde muren gevat en twee derge-
lijke langwerpige vijvers daar achter, afgescheiden door een regt
pad, dat op den hoofdingang aanloôpt. Pruik-accacia’s en bloe-
men in vazen, op regelmatige afstanden rondom de vijvers ge-
plaatst, voltooijen ’t geheel, dat door zijn’ aanleg aan déri smaak
der vorige eeuw herinnert, en niet kwalijk in overeenstemming
is met den ernstigen stijl van het kasteel. Zonder eenige versiering
rijzen de hooge muren op, met kleine vensters en zware muur-
ankers tot het sombere leijen dak; alleen de Ooster zijgevel draao-t
een paar kleine hangende hoektorentjes. Maar de stroeve mid-
deleeuwsche bürgt ontving een wat vriendelijker en vrolijker aanzien
door den breeden trap, het met slingerplanten begroeide balkon
boven de hoofddeur en de bloemenserre, die aan den voet van
den voorgevel is gebouwd. De begroeide hoogte van den Schaes-
berg vormt den achtergrond van het park en kasteel van Schaloen.
Wanneer wij naar dien bergtop opstijgen, zijn wij wel eenigs-
zins ontrouw aan ons voornemen, om ditmaal in de vlakte te
blijven, maar wij moeten ons door de vreeS voor een kleine in-
consequentie toch niet laten terughouden van een uitstapje der-
waarts. Overmatig vermoeijend is de togt naar boven geenszins
en, behalve een heerlijk uitzigt, vinden wij er nog eene merk-
waardigheid, die den bewoner der N. gewesten niet dagelijks
onder de oogen komt. Wij volgen de laan, die längs de grens
van het park naar de brug over de eigenlijke Geule leidt en
vinden aan de overzijde der snelstroomende rivier een trotsche
boomgroep van eenige kloeke kastanjes, die hun beschermende
takken uitbreiden over een drietal groote steenen beeiden, Christus
„tusschen Maria en Johannes den Dooper. Op het voetstuk
van het Christusbeeid is een pelgrim uitgehouwen, terwijl het
jaartal 1739 den tijd der stichting aanwijst. De kapel daar boven
op den Schaesberg werd sints twee eeuwen door tal van bede-
vaartgangers bezocht, en van dit punt van den weg voeren twee
wegen daar heen. Is de eerste, een schaduwrijke laan, verkies-
lijk om het lommer, de andere, door de velden, geeft het gezigt
op eene hoogst karakeristieke rotspartij, wier loodregte wanden ,
uit het bouwland oprijzend, den gelukkige, die Saksisch Zwit-
serland bezoeken mögt, onwillekeurig aan de kenmerkende type
van dat prächtig land herinneren, ’t Is hier warm! De Julijzon
blaakt op de rotsen, die op het Zuiden liggen! In een’ zomer
als deze zouden tegen deze hellingen wel even goed de druiven
rijp worden als in het Rijndal! Welnu, zoo dachten de vaderen
er ook over. In dezen omtrek lag voor lange jaren een wijnberg,
die den Heeren van Valkenburg behoorde en die zijn aandeel
wel zal hebben geleverd aan de talrijke vereeringen en schen-
kingen van wijn, waarvan de oude rekeningen zoo veelvuldig
gewagen. Was de landwijn niet hoog in eere, zoodat de edelen
en kloosters aan Rijn, Ahr en Moezel bergen bezaten waar ede-
ler ge was groeide, werd aan hooge gasten zeker wel een betere
dronk geschonken, voor de dienaars en boden, voor den scherp-
regter en zijn knechts, voor Soldaten en schutters, lagen in de