De borgt te Enschede moet onmiddellijk aan de stad hebben gepaald en
ten tijde van keizer Karel V nog bestaan hebben. Aan Everwijn van Bentheim
werd in 1433 de bewaring toevertrouWd. Van de onde Heeren yan
Enschede schijnt het geslacht v an Loen een zijtak te zijn geweest. In 1665
woonde nog een jonker van Loen te Enschede, en een familie de Loen d’En-
schede moet nog in Beigig tot den adel behooren. In d e 0 ude T ijd van
van 1872 is een vermakelijk verhaal omtrent den jonker van Loen te vin-'
den op blz. 240 e.v. Het stnk, waaraan het ontleend is, werd bij den brand
bewaard. Hoeveel prijs de ingezetenen van Enschede op hon jagtregt stel-
den, Staat te lezen in de Onde Tijd van 1873 blz. 317 e. v.
Omtrent de geschiedenis van Almelo is te raadplegen de reeds" vermelde
verhandeling van Mr. G. Dombar en een opstel in den Overijsselschen Alma-
nak van 1837 blz. 186 e. v. Een overzigt van het belangrijke archief, op hei
hnis bewaard, gaf P. Nijhoff in de Bi j dragen, N. Reeks deel I , blz. 123
e. y ., waar ook de lijst der bezitters voorkomt.
Van het klooster Al be rg en wordt het belangrijk archief te Zwolle bewaard.
De kronijk van een der kloosterbroeders, Johannes van Lochern,
vermeld in Ni jhof f ’s Bijd rag en, H. Reeks deel V, blz. 60, wordt oitge-
geven door de Ve r e enigin g to t b eoefen in g v. Ov. Recht en Gesch.
De Romeinsche en Germaansche graven zijn behandeld door P. C. Mol-
hoizen in den Almanak van 1844 blz. 169 e. v. Het laatst werd over de
l ande wen, zoover mij bekend is, gehandeld door baron Sloet tot Oldhois,
m een vergadenng der Overijsselsche Ve r e eniging , waarvan het verslag
voorkomt in de Deventer Conrant van 5 Maart 1875.
Oo tma r som heeft een zeér schoone R. 0. kerk. Leboinos moet hier
voor 777 een kerk hebben gesticht. Het tegenwoordige gebonw, in Gothischen
stijl, hoewel ond, is echter zóó ood niet. In de laatste jaren is de kerk be-
langrijk en inet smaak gerestanreerd.
Twenthe was njk m havezáthen. Sommigen er van zijn in den tekst ge-
noemd. Be l l in k h av e of Be l l in k h o f bij Almelo heette vroeger Voge-
l enz a n g en behoorde aan de Bellinkhave’s. De erfdochter howde den markies
de Thouars ca. 1749, haar eenige dochter met den baron du Tour, wiens
nakomelingen nog den titel voeren, hoewel de havezathe in 1780 aan J L
Sloet is verkocht. (Gesl. Aant. blz. 298, 391.) Het huis werd in 1798
gesloopt. Niet ver van Ootmarsom stond tot 1811 een groot en schoon
kasteel. Hogendorp, die ’t zieh herinnerde, vergelijkt het bij Twiekel. Het
was vroeger een commanderij van de ridders van het Doitsche huis, en moet
in 1290 gestiebt zijn. (Overijsselsche Almanak 1846 blz. 129). Sints de
15de eenw behoorde bet aan de Heeren van Heijden, die later in den gra-
venstand zijn yerbeven. Bij Tnbbergen liggen twee havezathen, Fl e r in g e n
of He r in k s h a v e n en Esscbede. De eerste behoorde in den loop der
17de eenw aan de familie Grnbbe, tegenwoordig aan den baron van
Bönningbansen, ’t Is een vierkant bnis met een kleiner aebterbnis en hoogen
stoep. Met zijn voorplein, waarop aan weerskanten stalgebonwen en bouw-
bnis staan, ligt bet in eene gracht. Scboon geboomte omringt bet gebonw.
Esscbede is een eenvondig, laag en breed bnis, met voornitspringenden reg-
tervlengel. Het heeft een voorplein met stallen en ophaalbrng. Tegenwoordig
behoort bet den grave van Heijden Hompesch. In 1571 en 1578 wordt een
Jan van Esscbede genoemd. In den tijd der Repnbliek was er niemand van
versebreven in de ridderschap.
Het kasteel te Weer se lo vind ik genoemd in 1591 (Archief van Almelo).
Het was toen door de Staatscbe troepen genomen en bezet. Overigens
is er mij niets van bekend. In 1662 bezat Otto van Bellinckhave een bnis,
de Wueste, bij Weerselo (Gesl. Aant. blz. 111). De oude kerkis nog over-
gebleven van bet klooster, hier in 1152 gestiebt en aanvankelijk bewoond
door Benedictijner monniken nit de beroemde abdij van St. Panlns te Utrecht.
Later werd bet een nonnenklooster en vervolgens een adellijk jnfferen-stift.
Na de hervorming werden nit de kloostergoederen prebenden nitgereikt aan
ongebnwde dames van edelen bloede. De plaats is nog als b e t S t i f t bekend.
Een belangrijk kasteel was Saesve ld o fSa t e r s lo , dat om zijn on-
toegankelijke ligging, zijn’ zwaren Vierkanten toren, zijn dikke mnren, zijn
versterkte voorpoort, zijn dnbbele grachten, als een onwinbare veste werd
besebonwd. Als een gednebt roofslot stond bet bekend, en bissebop Jan van
Arkel liet in 1860 in de nabijheid een blokbnis bonwen, om den geweldigen
bnrgtbeer in bedwang te bonden; bet blokbnis werd eerst afgebroken, toen
de eigenaar bad toegestemd, bet slot te ontvesten. De tijd der stichting is on-
bekend. Wat in den Overijsselschen Almanak van 1841 blz. 217 e.v. wordt
gebonwd op bet opschrift van den eersten steen, in »dnysent veerthijn door
Adriaen van Rhede en Jnlia van Choor, syne hnysvrouwe” gelegd, komt
mij boogst bedenkelijk voor. Dit opschrift schijnt volstrekt niet op de l l de
eenw te wijzen, en daar in 1591 een Adriaan van Rbeede voorkomt, met Lncia
van Goor gebnwd (Overijsselsche Almanak 1846 blz. 142), meen ik, dat
bet gebonw, gelijk bet tot 1817 beeft gestaan, voor een deel altbans nit
de laatste helft der 16de eenw dagteekende. In 1145 vind ik Johannes de
Saterslo genoemd, en bet kasteel bleef in dat geslacht, totdat bet in 1385
door een erfdochter aan de van Rbeede’s overging. Anna Agnes van Rbeede,
ecbtgenoote van A. O. J. van Hoevel, verkocht bet in 1735 aan M. H. Droste,
een Westfaalscb edelman, in wiens geslacht de goederen nog zijn (Gesl.