DE HONDENBOBG EN BAKENHAGEN. 73
ningin der Nederlanden, die deels tot spiunerij, deels tot weverij
van verschillende linnen en katoenen manufacturen is ingerigt,
terwijl nog eene enkele damastweverij te Borne van dezen inder-
tijd belangrijken tak van nijverheid is overgebleven. Zij werkt
met 32 Jacquardmachines.
De groote weg van Borne naar Delden loopt längs de beide
stoomfabrieken, — een breede dennenlaan, voor een goed deel
door de heide voerend. Maar wie , bij genoegzame ruimte van tijd,
met plaatselijke kennis is toegerust, die kan een wild en romantisch
pad door bosschen en velden vinden, dat hem, over het
terrein der voormalige havezate Gr ae s en niet ver van de ins-
gelijks verdwenen havezate D u b b e l i n k , naar den Twickeler
watermolen voert. Of hij kan het breede, mulle zandspoor vol-
gen, dat op zichzelf weinig afwisseling aanbiedt, maar hem leidt
längs eene boerderij, die in haar’ naam, „den H o n d e n b o r g ”,
de herinnering schijnt te bewaren aan eene oude versterking, die
het volksgeloof aan de Hu n n e n toeschrijft. Inderdaad wordt er
nog een tamelijk hooge grond binnen grachten aangetroffen, en
bij de taaije levenskracht der Twenthsche volksoverleveringen is
het niet ohmogelijk, dat ook hiervoor een geschiedkundige grond-
slag bestaat en dat er eenig verband was tusschen dezen „Hondenborg”
en den Hunenborg in het Volterbroek, alsmede met de
op eenigen afstand onder Zenderen gelegen „Hondemot” (Hunnenmat
e) . De Hu n n e n hebben er zeker geen deel aan ge-
had, maar t is meer beweerd, dat deze volksstam zooveel schrik
rondom zieh had verspreid, dat ten onzent ieder vreemd volk
met dien gevreesden naam werd genoemd. De grachten van den
Hondenborg kunnen evenwel ook behoord hebben aan de oude
havezate Homb e r g , die in deze streek moet hebben gelegen.__
Als eene oase in de woestijn ligt niet ver van hier het bosch der
heerenhuizinge B a k e n h a g e n , mede een gewezen havezathe,
en wie het zien wil, wat kennis en zorg voor het kleine van on-
dankbaren grond kunnen maken, die bezoeke de vruchtbare bouw-
velden en de welige weiden van dit oud en aanzienlijk goed.
Of zullen wij, met de omwonende boeren, de meerdere voorn.
6