verständig, eerzuchtig, gunsteling der fortuin, gunsteling ook
van vele vorsteu, die hij ondersteunde met zijn geld en diende
met zijn’ raad. Reinoud van Sc.hoonvorst, jongste zoon uit een
jonger tak van een adellijk maar onbemiddeld geslacht, eens zoo
arm, ,/dat hij naauwlijks een paard onderhouden kon,” gelukkig,
dat hij als kannunik van St. Servaas te Maastricht althans aan-
vankelijk een’ werkkring en een bestaan vond, had zieh allengs
tot hooge waardigheid weten te verhefien. Zijn geestelijk gewaad
had hij voor het harnas verwisseld, eene bloedverwante van den
Gulikschen markgraaf en van den bisschop van Luik had hij gehuwd,
het familiegoed Schoonvorst van de erfdochter zijns ooms gekocht.
Reeds bij het leven van heer Jan van Valkenburg had hij. op de
Limburgsche en Luxemburgsche leenen groote geldsommen voor-
geschoten. Na diens dood liet hij zijn regten gelden en kocht
van Filippota ook de rijksheerlijkheid Valkenburg. De vrouwe
van Schoneek kocht hij af voor 11000 oude gouden Schilden. Brede-
rode protesteerde, ook namens de abdis van Maubeuge, en kwar-
tileerde zijn wapen met den Valkenburgschen leeuw, ten teeken,
dat hij zijn aanspraken niet varen liet. Walram van Valkenburg
greep naar de wapens en maakte zieh van het slot Valkenburg
meester. Elisabeth verliet de afzondering van haar kloos-
ter en wilde het erfgoed van haar vaderen niet verlaten. Krank-
zinnig van verdriet woonde zij met Walram’s vergunning op den
burgt, waar zij in 1359 stierf. Als „de non zonder hoofd” waart
haar schim, naar hef volksgeloof, nog door de puinen rond.
Tegenover de tegen hen verbonden edelen achtte Reinoud
zieh niet bestand en ruilde zijn nieuw gewonnen goederen tegen
anderen, waardoor zijn regten in magtiger handen kwamen, in
die van Willem van Gulik. De beslissing des keizers voorkwam
een’ bloedigen oorlog. Aan Walram van Valkenburg werden de
Valkenburgsche bezittingen toegewezen, tegen uitkeering van eene
geldsom aan Filippota van Vlaanderen. Walram bleef in gebreke
en Filippota verkocht haar regten aan Wenceslaus, hertog van
Brabant. Deze bevredigde de kinderen van Brederode voor een
rente van 900 oude gouden Schilden en kocht Gulik voor 51778
Schilden af. Walram van Valkenburg bleef weigeren, al belegerde
de hertog hem weken lang op zijn kasteel te Ravestein. Na
zijn’ dood zette zijn halfbroeder Reinoud den strijd voort, maar
gaf eindelijk, in 1381, toe, en sints dien tijd bleef het land
van Valkenburg onbetwist een deel van Brabant uitmaken, al
voerden de Brederodes, in wier geslacht de geduchte naam
van Walram of Walraven sints niet vreemd was, nog lang den
Valkenburgschen leeuw, nevens dien van Holland, in hun schild,
en het Valkenburgsche helmteeken op hun wapen.
Dagen van rust braken echter voor het land van Valkenburg
nog niet aan. De nieuwe Heeren waren niet vredelievender, dan
de ouden. De oude luister van het slot, dat zoolang de zetel
van een magtig dynastengeslacht was geweest, ging voorbij sints
het de woonplaats van des hertogs drossaart was geworden, maar
herhaaldelijk stonden stad en kasteel nog aan vijandelijke aanval-
len bloot. In 1465 stieten de Luikenaars het hoofd voor de sterke
vest en lieten er 83 der hunnen, met een drietal bussen, achter.
Dirk van Pallant, Heer van Wittern, was toen drost, en hield
zieh wakker met zijn’ broeder en zijn’ zoon Ewout. In 1483 her-
nieuwden die van Euik den aanval, en het schijnt dat toen de
kerk door hen werd verbrand. In 1488 was het wederom oorlog,
in 1490 dreigde ’t gevaar althans.
Gedurende den 80-jarigen oorlog werd om ’t bezit van Valkenburg
herhaaldelijk gestreden. Beurtelings Staatsch en Spaansch,
droeg stad en land al de eilenden van den krijg. In 1644 werd
Valkenburg voor goed voor de Republiek gewonnen. Toen werden
de vestingwerken van het slot gesiecht, de stadswallen en poorten
grootendeels gesloopt. Vier jaren later werd het kasteel opnieuw
versterkt, in 1661 nog meer bevestigd, maar in 1672 viel het
in handen van het Fransche leger. In November van hetzelfde
jaar werd het, na een laatste beleg, hernomen en den 10äett De-
cember door buskruit verwoest. Sints bleven van het slot niets
dan puinhoopen over.
Zoo bruischt ons hier, op deze eenzame hoogte, de stroom
der eeuwen met geweldige golven voorbij. Terwijl wij droomen