gen, nog sterk en geducht genoeg, om als van ouds zieh te laten
gelden in de oorlogen, die het Sticht beroerdeu. Maar de
omstandigheden veranderden en de weerbaarheid van Gunterstein
werd niet meer op de proef gesteld, al ontving het in 1573 een
bezetting van veertig man uit de bende, waarmede Adriaan Vygh
uit Schoonhoven was gezonden, om de Vecht voor de Spanjaar-
den te sluiten. Het was destijds nog het eigendom der familie
Nijenrode in de vrouwelijke lijn, maar in 1611 werd het door
aankoop de bezitting van een’ man, wiens naam destijds in en
buiten de Republiek op aller lippen was, wiens tragische dood
acht jaren daarna door niet weinigen met blijdschap, door veel
meerderen met ontzetting zou worden vernomen, wiens uitste-
kende Verdiensten onlangs voor de beschaafde wereld bij ver-
nieuwing in het licht zijn gesteld. Johan van Oldenbarneveld
kocht in 1611 de ridderhofstad Gunterstein van Jhr. Karel van
Bruxelles, den erfgenaam van Nijenrodes. In het noodlottig jaar
1619 werd het huis bewoond door Oldenbarneveld’s zuster Odilia.
Toen het hoofd van den grijzen staatsman was gevallen, werden
zijn goederen verbeurd verklaard. Ook Gunterstein verviel
aan den. staat, die het goed in perceelen verpachtte en het huis
verhuurde aan Gerrit Verhaar, Scholtus van Leusden. In 1623
was het huis met boomgaard en bloemhof verhuurd aan den
Amsterdamschen koopman Leenart Sweersz voor 240 gülden. Later
werd het verkocht, in 1672 door de Franschen bezet, den
2iea September 1673 door hen verwoest. De groote toren was
ondermijnd en werd door ’t ontploffend buskruid uiteen gescheurd.
Dat het in 1681 herbouwd werd, verhalen de groote ver-
gulde Bomeinsche cijfers aan den voorgevel. Hoe het zieh sints
dien tijd vertoonde en tot in onze dagen onveranderd bleef, is
op menig afbeelding te zien.
Het dorp Breukelen ligt aan de overzijde der Vecht en be-
hoort grootendeels tot het Geregt van Nijenrode. Tachtig huizen
in het dorp behoorden onder het kasteel en werden als achter-
leenen uitgegeven. Maar het is tegenwoordig een plaats van vrij
wat meer beteekenis, dan in de dagen toen het middeleeuwsche
slot nog zijn’ zwaren toren ophief boven het omliggend geboomte
en de bürgt het middelpunt van het maatschappelijk leven was.
En ’t is vrij wat aanzienlijker ook, dan in de droevige jaren
toen het geplunderd, verwoest, ontvolkt werd door de stroopende
benden, die de naburige kasteelen bezet hielden of van Utrecht
uit niet ophielden, de rampzalige Vechtstreken te teisteren. ’t Is
een uitgestrekte en welvarende plaats met talrijke straten, die
het groote kerkgebouw omringen, met goed onderhouden bur-
gerwoningen en heerenhuizen, frisch en vrolijk door het over-
vloedig groen van tuinen en opgaande boomen, dat alom het
graauw en rood en blaauw van muren en daken afwisselt. En
van een’ goeden tijd, die Breukelen heeft gekend, toen zoovele
familien hier den zomer doorbragten, of de Vechtstreek tot doel
hunner uitstapjes kozen, spreekt het deftige logement, dat aan
den straatweg voor tal van bezoekers zijn groote kamers, en voor
hun rijtuigen zijn ruime stallen openstelt. Die dagen zijn voorbij,
maar wij ontvangen toch nog geenszins den indruk van kwijning
en verval, - terwijl wij ons op het voorplein der herberg eenigen
tijd verfrisschen. Amsterdam heeft nog niet geheel zijn oude liefde
voor de Vecht verloren, en de bewoners der buitengoederen in den
omtrek weten den weg naar dezen van ouds v.ermaarden tem-
pel der gastvrijheid nog wel te vinden.
Tusschen het logement en het buitengoed Boom-en-Bosch, dat
onmiddellijk aan het dorp grenst> is de afstand zoo gering, dat
wij het naauwelijks tijdverlies zouden kunnen noemen, om een
oogenblik als op onze schreden terug te keeren längs den straatweg.
Maar wij zouden van daar van het huis niet veel zien. ’t Is
beter te zien van de rivier, waar ook het oude ijzeren hek met
de steenen vazen bleef behouden. De plaats zelve behoort, met
haar’ smaakvollen aanleg en haar opgaand geboomte, tot de be-
zienswaardigen aan de Vecht, maar zij neemt den hoogen rang
niet meer in, dien zij eens bekleedde, toen zij aan den Heer