prijzen van den gedreigden dood hadden vrijgekocht; en wij
zouden een woord van hulde niet onthouden aan de nagedach-
tenis van Johan Derk van der Capellen, die in 1782 althans
de afschaffing der vernederende en bezwarende drostendiensten
wist doortedrijven. Wij zouden niet ver van Weerselo welligt. de
piek nog kunnen vinden, waar een menigte van meer en minder
bewerkte vuursteenen ons wijst op een overoude werkplaats,
waar de wapens van een lang verdwenen voorgeslacbt geslepen
werden, en rondom, in de eenzame heide, zouden wij de graf-
heuvelen als kleine hoogten zien verspreid. Wij zouden, tusscben
Weerselo en Bome, het woeste maar wonderschoone landsehap
zien, bij bet meertje met den glooijenden heuvel, op wiens top
een houten molen zieh zoo seberp afteekent tegen de heldere
avoudlucht, terwijl de dalende zon de bruine beide, met de
diepe zieh kruisende zandsporen, purper kleurt, terwijl het
gloeijend rood van den hemel weerspiegelt in den onbewegelijken
plas, en ver op den achtergrond de hooge bosschen van Saes-
veld zieh reeds in grijze nevelen hüllen. Ik zou u verteilen, als
gij ’t hooren • wildet, hoe lief mij die plegtige heidevelden zijn,
die ik zoo menigmaal mögt doorkruisen, te voet en te paard,
op den stillen zomeravond, op den helderen najaarsdag, ook
als de stormen gierden over de vlakten en de donkere wolkge-
vaarten vlogen door de lucht. Maar vermoedelijk boezemt u dat
geen belang in. Welnu, laat ons dan niet langer spreken van
wat wij zouden kunnen en willen dben; laat ons doen wat wij
kunnen. En dat is voor ’t oogenblik, van „het jagertje” opstap-
pen, om over Bome Hengelo weer te bereiken. Wij keeren
niet naar Almelo terug, maar zoeken het zandspoor, dat ons,
behoorlijk slingerend en kronkelend, naar den breeden Bornschen
straatweg brengt. Dien volgen wij evenwel niet tot Borne toe.
Een weinig voorbij deze dennenbosschen en dezen hoogen kamp
bouwland, een weinig voorbij de kunstelooze loodsen, waar de
turf is is opgestapeld, die hier uit de omliggende veenen is aan-
gevoerd, qm verder per as naar de plaats harer bestemming te
worden gebragt, — als wij de huizen achter ons hebben, die het
middelpunt der buurschap Zenderen uitmaken, — slaan wij een’
zij weg in , naast het voormalig buitenverblijf h e tH u I s che , tegen-
woordig een klooster van geschoeide Karmelieten. De weg leidt
ons, längs bouwland en houtgewas, naar de plaats, waar eens
het groote huis W e l e v e l d in zijn dubbele grachten lag, eer-
tijds een sterk kasteel, de zetel van een magtig geslacht, uit de
Heeren van Ruinen gesproten, dat in 1437 gansch Twenthe in
pandschap had en sints meer dan een’ drost van Twenthe onder
zijn leden telde, later de woonplaats van den beroemden staats-
man en geleerde, Ra d b o u d Herrn an S ch e e l e , die als weten-
schappelijk gevormd krijgsman den groothertog van Toscane heeft
gediend en in 1651 de Staten van Overijssel op de groote Ver-
gadering in den Haag waardiglijk heeft vertegenwoordigd. In
het begin dezer eeuw werd Weleveld gesloopt, en voor eenige
jaren zijn de zware fundamenten en de uitgestrekte kelders uit-
gegraven.
Verdwenen is ook een ander adellijk huis, het Gr o o th u i s ,
een der beiden van dien naam in deze streek. Niet ver van
Weleveld, aan wiens eigenaars het tot 1724 behoorde, komen
wij de weide voorbij, die nog aan de haar omringende gracht
lierkenbaar is als de plaats waar eene der talrijke Twenthsche
havezathen stond. En zijn wij nu, längs de groote, welvarende
boerenerven, met hun’ schat van kostbaar eikenhout, op de
ruime vlakte gekomen, dan zien wij Bo rn e voor ons en hebben
wij spoedig dat echt Twenthsche dorp bereikt.
Een echt Twenthsch dorp is Borne nog in menig opzigt althans,
al bragt ook hier de laatste halve eeuw belangrijke ver-
andering. Aan nieuwe huizen ontbreekt het geenszins, evenmin
als aan spoorwegstation of fabrieksschoorsteenen. Maar in zööver
heeft het zijn oud karakter bewaard, dat het nog altijd een
doolhof is van enge, kronkelende straten, en dat er nog in
overvloed die oude, groote, voorvaderlijke huizen worden ge