haar heerschappij, ook een vruchtbaar slib achter. Zelve ver-
hoogde zij allengs den grond, die daardoor ook allengs veiliger
werd tegen haar woede. Daar wierpen zieh de baren der Noord-
zee op de lang bedreigde en ondermijnde vlakte, waar het don-
kere Kreilerbosch zieh uitstrekte en het meir Flevo sints lang
in verraderlijk bondgenootschap met de zee had gewerkt. De
Zuiderzee was ontstaan, — de Zuiderzee, boven wier hoofd
thans het zwaard der regtvaardige wrake zweeft. — Toen was
de kracht der Middelzee gebroken. Allengs werd haar bedding
met klei gevuld. Telkens verder trokken haar wateren zichterug,
door dijken en dämmen werd ieder stuk gronds, op haar ver-
overd, voor de toekomst beveiligd. Zeeplaatsen werden landste-
den en boerendorpen. Maar nog alom rijzen de hooge, glooijende
terpen als herinneringen aan den strijd tegen den voormaligen
vijand .p f l de vlugtheuvels, waar de landzaat vee en have en
leven bergde en van waar zijn oog zoo dikwijls weiden moest
over de golven, die in onafzienbare verte den ganschen omtrek
hadden overstroomd. Dan was iedere terp een eiland in zee, en
mij dunkt, het nageslacht kan ’t zieh naauwelijks meer yoor-
stellen, wat lange, bange dagen en nachten in die ontzettende
afzondering door de voorgeslachten daar moeten zijn gesleten!
Wij gaan längs het voormalig gebied der Middelzee op het
voetpad door de weiden, dat ons naar Jelsum brengen zal.
Daardoor komen wij de state Paffenrode voorbij, eens het eigendom
van den baron van dien naam, den schrijver van een niet on-
verdienstelijk werk over: D e r G r i e k e n en Rome i jne n
Kr i j g s h a n d e l , den dichter, wien het geenszins aan talent en
geest ontbrak, in wien wij met verbazing zien, wat een edelman
in de laatste helft der 17‘le eeuw in fatsoenlijk gezelschap durfde
zeggen, en wat hoogadellijke heeren en dames wilden hooren
en lezen. Ook in dit opzigt durven wij vrijmoedig van vooruit-
gang spreken.
De bij Leeuwardens ingezetenen welbekende herberg d e b o n t e
k o 6 zien wij van verre aan den straatweg. Zoo wij al behoefte
hebben, ons te versterken tot den verderen togt, wij rekenen
DEKAMA-STATE. 105
er op, dat wij in het voor ons liggende Jelsum wel een stuksken
brood en een teuge biers zullen vinden. Dat blijkt een mis-
rekening. Worden in de Friesche dorpjes, evenmin als elders,
de kapelletjes gemist, waar burger en boer zieh met siechte
jenever vergiftigen kunnen, verkwikkingen van anderen aard
worden er vaak vruchteloos gezöcht, en de wandelaar door
Friesland mag zieh daarop wel voorbereid houden, om de gele-
genheid aan te grijpen,, waar hij die vindt.
Wij komen te Je l sum. Een rei arbeidershuizen, längs een’
dwarsweg geschaard, Staat er als een voorpost van het eigenlijke
dorp. Bvenwijdig met onzen weg loopt van dien dwarsweg een
laan, die ons zegt, dat wij hier een buitengoed aantreffen. Hier
ligt dan ook De k ama - s t a t e , vroeger aan het vermaarde ge-
slacht Camstra behoorende en vandaar nog tegenwoordig ook als
Camstra-state bekend. Wij vinden weldra een laan, van onzen
weg uitgaande, die er heen leidt. Aan den ingang staan twee
steenen palen, waarvan de eene de vereenigde wapens van Unia
en Mockema, de andere dat van Aylva draagt. Aan het eind
der laan staat een tweede hek, met palen en de wapens van
Ripperda en Bonninga. Dat zijn allen namen, die onder den
ouden Frieschen adel een’ goeden klank hebben. Voor het huis
ligt: een plein met groote, schoone linden, en het huis zelf kon
met zijn gracht, zijn voorplein, zijn’ vooruitspringenden linker-
vleugel, een’ bij zulk een omgeving passenden indruk maken,
als de steen zijn natuurlijke kleur had mögen behouden, in
plaats van wit gepleisterd te worden | als het hout van posten,
lijsten, deuren en zonneblinden anders dan hard geelbruin was
geverwd, en een behoorlijke brug het kinderachtige brugje over
de gracht verving. Een rijke verzameling familieportretten versiert
het inwendige van het huis.
Camstra-state, in 1493 door den Schieringer edelman Fekke
Camstra bewoond, ontving in dat jaar een onvriendschappelijk en
onwelkom bezoek van de Leeuwarders, die zijn slot verbrand-
den. In 1521 was het herbouwd, maar het tegenwoordige huis is
van later tijd, al mag er van het oude muurwerk nog wat over zijn.
1 8