bewoonde, van geweldige omkeeringen of eeuwen lange veran-
deringen, waaruit een nieuwe orde van dingen werd geboren.
Hier, onder die hoogvlakte, achter die rotsmuren, is een van
die steengroeven verborgen, waar reeds sints eeuwen de berg-
werker de mergelblokken uithieuw, waarvan de Limbjirgsche hui-
zen, kerken, kasteelen, stedemuren en torens zijn opgebouwd, en
ieder nieuw geslacht drong dieper en verder in het hart der rotsen
door. Hier vonden in oorlogstijden de bewoners des lands met
hun vee en have een schuilplaats, waar de roofzuchtige soudenier
zieh niet durfde wagen, en waar de vermetele, d ie ’tbeproefde,
zou verdolen om den dood te vinden. Hier verborgen zieh in de
dagen der Fransche revolutie de geestelijken, die den eed op
de constitutie hadden geweigerd, en in de onderaardsche kapel werd
de verboden eeredienst uitgeoefend. Gij zoudt er niets van ver-
moeden, wat wereld daar nog is besloten, wat wonderen daar
nog zijn, wat herinneringen daar zieh nog laten hooren!
Hoezeer echter de Geulemer grot bezoek en bezigtiging verdienen
möge, wij stellen de wandelingen onder den grond tot later ge-
legenheid uit. Wij scheiden nog niet van het zonlicht, dat zoo hel-
der en vrolijk schijnt, en verwisselen ditmaal de koesterende wärmte
niet voor de kilheid der doodsche gewelven. Trouwens, ’tiswarm
genoeg op het pad, dat van Geulem opklimt naar den top ! In
den hollen weg tusschen de bergwanden blakert de zon met feilen
gloed. Hitte straalt af van de naakte steenen, van den stof-
figen grond, en geen koeltje verfrischt het voorhoofd, geen lom-
mer onderschept de stralen. Maar’t is geen langdurige inspanning,
die vereiseht wordt, en als wij boven zijn, als de frissche wind
weer längs de slapen waait en het nieuwe landschap zieh in zijn
liefelijkheid weer voor ons uitbreidt, dan is de vermoeijenis ruim
vergoed en ras vergeten. Vriendelijk steekt het torentje van Bergh
boven het groen van het geboomte, waarin de kom van het dorp
nog verscholen ligt, en meer op den voorgrond aanschouwt gij
een echt landelijk, Limburgsch tafereeltje. Daar spiegelt zieh het
blaauw van den hemel en het groen van ’t omliggend struik-
gewas in den waterplas, een bergmeertje in miniatuur, waarin