lange jaren behoord aan de stad Schiedam, die er een’ sterf heer
aanstelde. In 1861 zijn zij verkocht aan bijzondere personen.
De heerlijkheid van Hoogvliet behoort thans den oud-minister
van Kolonien, J. D. Fransen van de Putte, die van Pernis
aan de erven J. M. Tissot, die van Poortugaal aan den Heer
A. J. van der Poest Clement aldaar.
Houden wij den dijk tot Charlois, dan genieten wij het schoone
riviergezigt, met zijne rijke afwisseling en het gezigt over het
land binnendijks, met zijn’ vrede en zijn welvaart. Wij komen
uitgestrekte moesgronden voorbij, waaruit Rotterdam een deel
zijner benoodigdheden trekt S - en nieuw gebouwde petroleum-
pakhuizen — en de stille rustplaats der dooden. Zoo bereiken
wij | door een der straten, de haven van Charlois. Hier schijnt
wel een stapelplaats van riet! Groote schelven en Stapels staan
hier längs den weg geschaard. Schepen lossen h et, Wagens vceren
het weg. En, aan het eind onzer wandeling gekomen, zetten
wij ons neer in de wachtkamer, die al het voorkomen heeft,
alsof zij in de jaren van haar bestaan nog wel verder geweest
is dan de Charloiser haven -— op het dek van een’ Oostinjevaarder
de groote wateren over! Hier verbeiden wij het schroef-
bootje, dat ons naar Rotterdam zal brengen, en terwijl onze
blik dwaalt over de rivier met haar schepen en, stoombootensf
over de stad daar ginds met haar kaden en paleizen, over de haven
daar voor ons met het voorland voor den dijk, wiens iepenkroonen
zieh hoog verhelfen boven het rijs- en wilgenhout aan zijn’ voet,
gaat de geschiedenis van een zestal eeuwen onzen geest voorbij.¡¡¡¡1
1276. — Hier stroomt een rivier als een meer, wijd en zijd
met haar wateren de läge velden bedekkend of bedreigend.
Enkele läge en zwakke dijken trachten haar kracht te bedwingen.
Tal van grooter en kleiner eilanden, hier met gras begroeid,
daar met riet bewassen, ginds met rijshout beplant, verheffen
zieh boven den vloed. Op hooge vlugtheuvels liggen eenige hui-
zen. Hier en daar steekt een kerktoren of de tinne van een
kasteel boven het omringend boomgewas uit. Een enkele visschers-
schuit dobbert op de ruime watervlakte.
1876. — Ziet rondom u , wat er van geworden is. Herinnert
u , wat bladzijden uit het boek onzer geschiedenis wij lazen.
’t Was eene oude, welbekende geschiedenis. Tot vervelens toe
is 'tgezegd en herhaald, „dat Nederland aan de golven is ont-
woekerd”. Onze de Genestet verzekerde, onder den indruk van een
guur en regenachtig jaargetijde, „dat het niet op zijn verzoek was
geweest. Maar dwaalden wij rond te midden der zegeteekenen,
door geduld en volharding, door vlijt en kennis, op de rivieren
veroverd, dan is ’t ons, of die oude geschiedenis weer nieuw
wordt en wij begrijpen, wat daar ligt in het woord des dichters:
De waterval, de onwrikbre rots,
HelvetiS, is een sehepping Gods,
Die diep Zijne Almacht laat gevoelen.
Mijn Nederland, mijn Yaderland,
Ontwoekerd aan den dras der poelen,
Is 't Scheppingswerk der Menschenhand.
AANTEBKE'NINGEN.
De diehtregelen, in deze aflevering voorkomende, zijn ontleend aan J. J.
L. ten Kate, Bij een polder , in Ne é r lan ds Nieuwe Ku ns t -Pho-
t o g r a p h i g n enz. (uitgave van Jan Leendertz te Amsterdam.)
De bijzonderheden omtrent den toestand der landstreek längs de Maas
ontleende ik aan J. J. de Geer, Pro eve eene r ge schiedeni s van he t
g e s l a c h t en de goede ren der He e ren van Ma t ene s se (Bijdragen
van het Utr. gen. 1850), aan verschillende opstellen van Prof. Fruin in de
Bot t e rd . Hi s to r i eb l ad en , en aan de door mij in dat werk geplaatste
Bi j dra ge to t de gesch. van de amba cht she e r l i jkh e id Cra l ing en
en he t s l o t Höningen; ook aan v. d. Bergh, Oorkondenboek. Dl. I,
N° 108, 114, 179, 372, 394, 441, 465, 471,-501 en II 288, 569, 935,'
1080. — Aangaande IJselmonde raadpleegde ik C. van Alkemade en P.
van der- Schelling, Beschr i j v inge van de he e r l i jkheden Oost-
en .West I J selmonde, in handschrift op ’t gemeentearchief alhier berus-
tende, en omtrent Katendreeht de stukken betreffende die heerlijkheid in het-
zelfde archief. Ook deze handschriften gewagen van menig bedijking en door-
braak, die ik niet in bijzonderheden kon vermelden.
Plaatselijke bijzonderheden omtrent Poortugaal vemam ik van den Heer