van harte bereid zijn geweest, de landstreek tusschen de Nieuwe-
sluis en Loenen als een’ hemel te begroeten en te verheerlijken,
al droeg zij toen dien veelbelovenden naam nog niet. Immers,
daar lag het welbekende en welbeminde Oude r h o e k ; daar
woonde Heer Christiaan van Hoek, en na hem zijn zoon Antony,
op onbekrompen wijze de kunst en de knnstenaars bescher-
mend en vorstelijke gastvrijheid bewijzend aan de zonen van het
lied, die hen als hun Maecenassen vereerden en bewierookten.
Had Maecenas zijn onsterfelijkheid te danken aan Horatius, de
Heeren van Hoek, mitsgaders hun hond Stultus, danken hun
onsterfelijkheid aan Claas Bruin en Dr. Ludolf Smids. Ook An-
tonie Jansz., de vader van Joh. Antonides van der Goes, heeft
Ouderhoek bezongen in een gedieht, maar de onverbiddelijke
tijd schijnt dat te hebben meegesleept in zijn’ stroom. Of er veel
aan verloren is , is ons onbekend, maar Bruin en Smids hebben
gezorgd, dat ons omtrent het leven op Ouderhoek bijzonderheden
genoeg zijn bewaard gebleven, en als het waar is , dat de ejge-
naars der buitenplaatsen voor ieder exemplaar, waarop zij intee-
keuden, een gezigt op hun plaats in prachtwerken als'de zege-
p r a l e n d e Vec h t en dergelijken zagen opgenomen, dan hebben
wij het aan de zes exemplaren, waarop de Heer van Hoek heeft
ingeteekend, toe te schrijven, dat wij ons van zijn lustverblijf
eene zöo duidelijke voorstelling kunnen vormen, dat ik u bijna
durf uitnoodigen, er een bezoek te gaan brengen. Wij zullen
eene echt karakteristieke plaats zien, een toonbeeld van den slecht-
sten smaak, van de meest onnatuurlijke natuurverknoeijing, maar
niettemin bewonderd en geprezen, niet enkel door hongerige
hofpoeten en beweldadigde afhangelingen, — ook door den schep-
per van het Russische rijk, den grooten Tzaar, die er met hare
Tzaarsche Mäjesteit de keizerin, in den jare 1717, herhaaldelijk
en gaarne vertoefde. Hoe is het mogelijk, dat de reus van het
Noorden, wiens stoute geest met zoo grootsche plannen en gedachten
vervuld was, behagen kon scheppen in al dat kleine,
kinderachtige, dat hij er aanschouwen moest!
Laät ons eens rondzien, — in den geest althans, want van
JE ;
■ I
het oixde Ouderhoek kan ik u niet veel meer op de plaats zelve
toonen. Voor eenige jaren was het nog een buitenplaats, zij het
dan ook eene, die van haar’ vroegeren aanleg weinig meer over
had; tegenwoordig is het een boerderij, maar het huis draagt
nog de blijken, dat het voor eene heerenhuizinge gebouwd is.
Willen wij Ouderhoek in zijn’ luister zien, dan moeten wij in
gedachten ruim anderhalve eeuw terug. Reeds van de Nieuwesluis
kunnen wij zijn boomgewas onderscheiden, want het is de
eerste plaats. Op het punt, waar de groote weg en het jaagpad
zieh scheiden, heeft het een günstige ligging tusschen beiden in ,
al gaf de driehoekige vorm den /,architect” eigenaardige moeije-
lijkheden te overwinnen. üit den achtkanten steenen koepel heeft
men een ruim en vrolijk gezigt over beide wegen, de rivier en
het zandpad aan de overzijde, en verder, waar de Vecht een bogt
maakt, op de Nieuwesluis met haar logement en haar brug.
Wandelaars, ruiters en rijtuigen, trekschuiten en speeljagten ver-
vrolijken weg en vloed; op de grenzen van beiden zitten de on-
misbare hengelaars. Blanke zwanen drijven in den kaltnen stroom,
en in de uitgestrekte weiden aan de overzijde van den rijweg
grazen de bonte runderen. Maar behalve dat vriendelijk landge-
zigt, dat, behoudens enkele wijzigingen, altijd hetzelfde blijft en
altijd aantrekkelijk, ziet uw oog nog vrij wat meer, als gij het
wendt naar de zijde van het huis. Dan hebt gij voor u een
groot, driehoekig plein tusschen zorgvuldig geschoren hagen ge-
vat. Uit den koepel ziet gij, over die hagen heen, op de Vecht
en de boomen längs het jaagpad,. en daar binnen volgt gij het
regte middenpad, dat op het huis aanloopt. Van den top van den
driehoek, den koepel, gaat aan weerskanten een pad längs de
haag, en aan de basis verbindt een vierde pad hen allen. Zoo
worden twee volkomen gelijke driehoeken gevormd, die met on-
berispelijke Symmetrie met palmranden zijn omzoomd, met ver-
schillend maar altijd regelmatig gesnoeide pruik- of pyramide-
boompjes omzet en met gekrulde grasfiguren gevuld. Längs het
middenpad loopen twee breede gesnoeide hagen, en aan de vier
hoeken verrijzen hooge Obelisken, wonderen van knipkunst. Dit