Enssens waren Roomsch Cathoìiek en zoo werd het huwelijk eerst yoór een’
priester te Goor, later door den predikant Benjamin Püttman gesloten.
Johan Frits Adolf van Hoßvell, hun zoon, in 1778 ongehuwd gestorven,
liet Heeckeren aan zijne znster, die gehawd was met Otto Maximiliaan Ben-
tinck tot Breckelenkamp, kapitein in dienst van den keurvorst van Keulen.
Hun eenig kind, Sofie Ludovica, bragt Heeckeren aan haar’ echtgenoot Gode-
fridus Franciscus baron van Hugenpotb van Aerdt, die op bet buis Aerdt
woonde. Hun zonen Otto Maximiliaan en Joannes Nepomucenus bezaten na
zijn dood in 1819 bet huis acbtereenvolgens. De laatste moderniseerde het
en verkocht bet niet lang na 1820 aan Jonkh. Gerard Willem Bosch van
Drakenstein, wiens erven bet thans bezitten (Mij welwillend meégedeeld
door Jbr. A. F. 0. van Sasse van IJsselt, uit familiepapieren op den buize
Aerdt).
De havezatbe S to e v e l a a r bij Goor is mede van de van Coeverdens
afkomstig. J. Ph. C. van Keppel erfde baar in 1711 van zijn’ oom Borchard
Amelis, die ook Heer van Hengelo was. In 1748 werd de Stoevelaar verkocht
aan Dire van der Wijck (G e s l a cbtkundige Aante ekeningen,
blz. 262).
De deductie omtrent de schade in 1672 geleden, is te vinden in den
Overijsselschen Almanak van 1842 blz. 120 e. v. Ook Losser was toen geheel
verbrand. Het nog in den mond des volks levende versje is meegedeeld
in de Oude Tijd 1872 blz. 118.
De geschiedenis der belangrijke stad Goor zou een afzönderlijke beban-
deling zeer verdienen, in verband met den oüden toestand van Twentbe.
Sedert Dumbar zijne verbandeling sebreef, zijn nog eenige bouwstoffen aan
het licht gekomen, maar de betrekking der graven van Goor tot den bis-
schop van Utrecht vöor 1248 is mij nog niet helder. Op bet kerkhof is het
gedenkteeken van Thomas Ainswortb, aanvankelijk door de firma van Gelder
Schonten en Co. te Wormerveer uit Belgie ontboden, om de bewerking van
gekleurd papier te leeren, later door de Handelmaatschappij naar Twentbe
gezonden, om de verbeterde weefmethode er ingang te doen vinden.
Ook over Markelo bevatten de Overijsselsche Almanakken belangrijke bij—
zonderbeden. Nabij bet Twentbscbe Markelo, niet aan den Weser, meen ik
bet tooneel van Lebuinus’ krachtig optreden te moeten plaatsen.
EEN BEZOEK AAN EENIGE OUDE ROMAANSCHE
DORPSKERKEN IN FRIESLAND.
Toen Prof. van Kämpen in 1838 zijne h i s t o r i s c h e en plaat -
sel i jke be sc hr i j v ing van de Gez i c h t e n in Ho l l a n d en
Be l g i e uitgaf, wijdde hij een groot deel van het werk aan de
treffende natuurtooneelen en de prächtige bouwgewrochten, die
de Zuidelijke Nederlanden aanbieden. Van Noord-Nederland zijn
Arnhems omstreken het uitvoerigst bewerkt, en van de Noordelijke
provincien heeft hij niet veel te zeggen. „Friesland is arm aan
natuurschoonzegt hij. Wie kan hem ongelijk.geven? Wien ’t
om natuurgenot te doen is, die kiest de rotsachtige boorden van
Maas en Ourthe boven de vlakke oevers van de Friesche trek-
vaarten, de bosschen van den Veluwenzoom boven Frieslands
boomlooze vlakten. Van Kämpen schreef vooral voor den vreem-
deling, om het goede en schoone land zijner inwoning buitenslands
meer bekend te maken; en inderdaad, tegenover hetgeen natuur
en kunst in het Zuiden der voormalige Nederlanden te genieten
gaven, moest het Noorden bescheiden —■ en ook wel eens be-
schaamd — terugtreden. Kon het Noorden zieh beroemen „dat
het zijn land had gemaakt” — in kunstzin en smaak, in nijverheid
en ondernemingsgeest kon het destijds met het Zuiden niet wed