Dwingel den omtrek beheerschte. En ’t is dan niet alleen als een
merkwaardigheid, dat hij ’t bezoek der gasten en vreemdelingen
in hooge mate verdient; ook als innig aan de geschiedenis van
stad en land verbonden, heeft de grot bare hooge beteekenis.
Wij hebben nog niet alles genoemd, wat hier in het hart
der rotsen de aandacht boeit en tot de verbeelding spreekt. Vrij
wat belangrijks en aantrekkelijks is nog over. Niet het merk-
waardigst noemen wij, wat de hand der menschen hier achter
lie t : namen, opschriften, afbeeldingen, op de ruwe wanden ge-
teekend. De Pietersberg is in dat opzigt veel rijker, ook al is
de echtheid van sommige namen meer dan verdacht. Bovendien
dagteekenen daar enkelen uit veel vroeger tijd dan hier, waar
de oudste uit het jaar 1654 is. Niet het treffendst spreken tot
ons de opschriften, hier en daar bij het fakkellicht te lezen, al
zijn er bij van rijken en diepen zin, en allerminst bekoren ons
de siechte verzen, die willen uitdrukken, wat niet weer te geven
is. Niet het meest ook wordt onze belangstelling opgewekt door
de teekeningen, die hier en daar de muren versieren, al is er
eene verdienstelijke schets eener Madonna, die van de hand van
den Schilder Quaedvlieg moet Jzijn, — al vertoeft gij ook gaarne
bij het karakteristieke portret van den ouden Reinier, die van
zijn tiende tot zijn een en tachtigste jaar in den berg heeft gewerkt
en hier, met zijn zaag en zijn snuifdoos, naar het leven is
afgebeeld, — al brengt gij hulde aan het symbool onzer nieuwere
beschaving, den f/levensgrooten” locomotief, die herinnert aan
den dag, waarop de Aken—Maastrichtsche spoorweg werd ge-
opend, toen een groot diner in deze fantastische feestzaal stond
aangerigt, toen het bekken daar ginds, waarin sints eeuwen de
droppel uit het hooge gewelf neervalt, met Champagne in plaats
van met het water van den Dri e -dr up was gevuld. Maarkrach-
tig worden wij aangegrepen door dien wonderbaren Drie-drup
zelven, door den droppel, die met regelmatige tusschenpoozen
uit een’ kegelvormigen steen aan het gewelf in de uitgeholde
waterkom valt; peinzend staan wij stil bij dit raadsel der natuur,
en ons overweldigt de indruk der ontzaggelijke majesteit in de
' »v/tunuucjcnue oi vermeerderende
drup m het water van het bekken valt. Met ontzag luis-
teren wij naar wat ons de gesteenten verhalen van dien geheim-
zmnigen voortijd, toen de zee hier golfde en allengs de krijtrotsen
werden geformeerd, toen millioenen levende wezens, wier versteende
overblijfsels de bergen in hun’ schoot bewaren, de groote wate-
ren bevolkten. Waar zulke stemmen spreken, daar zwijgen wij
eerbiedig. Waar de natuur zulke wonderen wrocht, daar wordt
het menschenwerk zoo nietig en klein. Waar in het hart van ’t
gesteente geen andere naam dan de groote naam des (W i e n e
door de groote werken Zijner hand wordt genoemd, daar°wordt
de Adelheid zoo kmderachtig, die eigen onbeteekenenden naam,
die adellyke titels zelfs, op de muren schrijft, die verzen schildert
onder de gewelven, voor wier majesteit ieder woord ver-
stomt. Niettemin, gij hebt in den St. Pietersberg uw’ naam toch
geschreven met het stuk krijt, dat de gids er opzettelijk voor
heeft meegenomen? Ja, maar de St. Pietersberg, hoe grootsch
en mdrukwekkend, is sints eeuwen een merkwaardigheid, die
men kijken gaat, evenals andere merkwaardigheden, als den Keul-
sc en om en den Stolzenfels, als een’ Zwitserschen waterval en
een zonsopgang op den Rigi 0f de Brocken. Zij zijn het wettig
eigendom der toensten geworden. Wat men in de gangen van
den Pietersberg dürft doen, dat dürft men niet in de maa^de-
lijke grotten van Yalkenburg.
Toch is hier in de grot een werk van menschenhanden, dat
wij met eerbied en aandoening bezöeken. Toch staan hier namen
geschreven, die met schaden aan den magtigen indruk, dien wij
vangen. Ziehier een hoogst eigenaardig en hoogst merkwaar-
ig deel der grot. Wij staan in een klein vertrek, waar een tafel
en een paar zitplaatsen in de rots zijn uitgehouwen. Een opschrift
“egt «ns, dat dit was het: Ka b i n e t van den Hee r Max
a r o ix, o v e r l e d e n te Va l k e n bu r g , den 27 De- WM fB Uit dit^ b in e t komen wij in een tamelijk ruime
zaal, als „Woon - en E e t z a a l ” aangewezen, en in een’ hoek