de vaarwaters naar Leeuwarden en Grouw zieh scheiden, een’
blik te werpen op het nieuwe kanaal, dat door de maden ge-
graven is, als eerste stap tot de voorgenomen verveening, die
nieuwe welvaart in de doodsche vlakten zal brengen. Laat ons
hopen, dat bij deze gelegenheid de grond nog het een en ander
oplevere, wat over het verleden dezer streken eenig licht ver-
spreiden kan. De oude tufsteenen kerken van Boornbergum —-
thans verdwenen — van Z. Dragten — ook reeds lang gesloopt —
en van Oudega wijzen er op, dat deze streken in de l l do en
1 2de eeuw althans door een niet onbelangrijke bevolking werden be-
woond. ’t Kan zijn, dat zij oudtijds door een’ weg verbonden waren;
althans in den hier voorkomenden naam Breggeham meent men
de herinnering aan een brug te vinden. ’t Is hier een wonderlijk
warnet van wateren, met stukken weiland en biezen, met eilandjes
en pollen gemengd! Hier blinkt een zeil, waar wij land zouden
verwachten; daar rijst een boomgroepje, een dak, een toren,
waar wij niets dan water meenen te zien. ’t Is nog vroeg in den
morgen en de zonnestralen moeten door een’ ligten nevel dringen.
Blaauw is de hemel daarboven, scherp verlieht zijn de witte zeilen,
een geheimzinnig waas rust op water en land. Zonderling! Deze
groote vlakte met haar’ ruimen horizon, waar men uren ver in
het rond kan zien, gelijkt al zeer weinig op Noorwegen, met zijn
steile rotsen, die zieh spiegelen in de fjords. Toch dringt zieh
telkens en telkens weer de herinnering daaraan met onweerstaanbare
kracht aan mij op. Wat is het? Is het de eenzaamheid en de stilte,
die op den kalmen zomermorgen hier heerscht? Is het de dool-
hof der ontelbare wateren, zieh kruisend en slingerend door
elkander ? Zijn het de verrassingen, die de boot ons ieder oogenblik
bereidt, omdat zieh nooit laat berekenen, welke der openingen
zij zal kiezen, of zieh onverwacht een doorgang opent, waar de weg
onverbiddelijk scheen versperd? Is ’t het eenzame schuitje, dat
opeens te voorschijn komt, een wijle tijds voor ons uit zweeft en
dan even plotseling verdwijnt? Ligt het aan gelijksoortige verlieh
ting? Aan een’ toevalligen indruk? Ik weet het niet. Dit is
zeker, dat ik ’t niet laten kan, te denken aan de geheimzinnige
fjords van het Noorden met hun aangrijpende majesteit. En dit
is ook zeker, dat ik het eenvoudige Friesche landschap op dien
morgen iudrukwekkend schoon vond.
Maar kunt gij u voorstellen, dat hier eens een bosch is ge-
weest? Toch bewaart het afgelegen dorpje Ee r n ewo u d e , dat
wij daar ginds aan het einde van een kleine baai zien liggen,
in zijn’ naam de herinnering aan een w o u d , en dat wel, vol-
gens sommigen, aan niet minder dan een arendswoud. Trou-
wens, gij zoudt, hier ook geen P r i n s e n h o f zoeken. Toch ligt
op eenigen afstand een arbeiderswoning, die dien weidschen titel
draagt. En die naam is niet aangematigd. Eens lag daar werke-
lijk een hoeve, waar Prins Willem IV dikwijls vertoefde, als
hij met zijn gevolg in het prinsenjagt over de omgelegen meeren
zwierde en hier kwam om te visschen. Alom was de gelegenheid
overvloedig, en geen beter visch in het gansche land, dan die
m de naburige plassen werd gevangen. De landstreek zag er
vroeger ook geheel anders uit dan thans. Bragt in de hooge
veenen de verveening welvaart en leven, kon zij ook, bij verständig
overleg, voor de läge veenen uitnemend ten goede
werken — hier bedroog de begeerlijkheid de wijsheid en werd
de hen met gouden eijeren geslacht. De weiden werden in
poelen veranderd, een karig bezoldigde schipperij verving de
eenmaal hier bloeijende veeteelt, en de grooten der aarde ont-
vloden de streek, waar niets hen meer boeide. Van de veertien
stinzen, die eens bij het naburig Garijp prijkten, is van de
meesten naauwelijks een spoor of gedachtenis meer over. Verdwenen
is de welvaart, die eens de overoude, in 1838 door
een nieuwe vervangen kerk kon versieren met de schoonste
glasschilderingen, die ergens in Friesland gevonden werden. En
geen steen is er meer over van het nonnenklooster, in 1485
door uit Hoorn gevluchte w i t t e zus t e r s in het gindsche dorpje
Siegerswoude gesticht, dat later tot een klooster van reguliere
kanonikessen verheven, maar in 1575 opgeheven en verlaten werd.
Zoo verändert met den tijd het landschap van karakter. Van
groote veranderingen heeft deze streek meer te getuigen! Als