in wilde mengeling op. Veelkleurig mos breidt als een mollig
tapijt zieh uit längs de kanten der wegen en bedekt de knoestige
wortels der boomen. Klimop en kamperfoelie klimt längs de
stammen omhoog en hangt in weelderige festoenen längs de slanke
zuilen van dezen woudtempel neer. Bundeis van zes, zeven, acht
stammen rijzen uit eenen wortel op. Eik en beuk groeijen als
uit eenen tronk. Hoog in de lucht mengt zieh het lichte, teedere
groen van het beukenblad met het donker eikenloof en het zwart-
groen van de sparren, — lager, tusschen het glinsterend hulst-
bosch, de graauwe schors van den eik met het fijne grijs
van den beukebast en de roode schubben der mastboomen. Over
den bruinen grond, met het glanzend mos en de wuivende varen-
pluimen, speien de schaduwen van het loofdak en de schitterende
stralen van het licht, dat de zon door de openingen van het
reusachtig gewelf naar beneden giet. Hier heerscht een aangrijpende
stilte; hier overweldigt u een magtige indruk; hier wordt het
oog niet verzadigd van de grootschheid, die alom treft en boeit.
Maar wenscht gij, aan ruimer horizon gewoon, ook vrijer uitzigt
te genieten, welnu, ziet dan eens hier, aan den.zooiu van het
woud, waar de dikke beukenstammen over de begroeide greppels
hangen, waar, meer dan elders nog, de takken op grillige wijs
in en door elkander zijn gegroeid. Daar ligt de vlakte: bouw- en
weiland, met het golvend koren, met de witte boekweit, met
het' welig groen, scherp afstekend bij den donkeren wal van de
boomen op den straatweg en van de bosschen, die zieh daarbij
aansluiten. In de verte rijst de toren van het kasteel, en wat
naderbij ligt de groote boerderij, met haar’ eigen toren, — haar’
volgeladen hooiberg — en het grazend vee op de weide.
Aan de g r o o t e Mee n e sluit zieh de wat jonger en minder
woeste k l e i n e Mee n e , en daaraan weer het nog meer geregeld
aangelegde Ra'venbosch. De wandeling daar doorheen zou ons
bij de groote laan op den Yordenschen straatweg brengen. Bij
ruimte van tijd is ook de omzwerving door deze bosschen wel
aantebevelen. Wij konden dan tevens den overouden Kat ten-
b e l t eens bezoeken, die niet ver van den weg, op een half uur
h e r in n e r in g e n t r i r d e n v o o r t i jd . 153
afstands van Ruurlo ligt. In dien heuvel werden in het begin
dezer eeuw een aantal kruiken met asch en overblijfsels van
beenderen zonder orde verspreid gevonden. ’t Waren zeer een-
voudige urnen, siecht gebakken, meest glad, een enkele geribd ,
sommigen met platte schoteltjes gedekt. Een dier urnen werd
indertijd op het huis Ruurlo bewaard. Als herinnering aan eene
oude bevolking dezer streken was deze vondst merkwaardig, te
meer, daar tot nog toe zeer weinig van dien aard in de graaf-
schap was aangetroffen. Namen, blijkbaar van voormalige bewoners
afkomstig, zijn hier geenszins zeldzaam. Behalve dezen Katten-
belt vindt men bij Barchen de Kat t e n k o l k , en onderVorden
bij den Zonnebelt het Kat t i n g s v e l d . Die Zonnebelt zelf schijnt
te wijzen op eene oude offerplaats aan de Zon, en van aan de
Maan gewijde plaatsen schijnen het Me n k v e l d en de Menk-
h or s t onder Yorden te spreken. De Wi t t ew y v e n k u i l en de
Pa a s c h b e r g onder Lochern bewaren mede de gedachtenis aan
de godsvereering en het volksgeloof der voorgeslachten, en aan
den anderen kant van Ruurlo zullen wij een plekje vinden, nog
als de oude Go d s - b e l t bekend. Welligt is ook de naam van
de Br a n d e n b e r g e n , thans twee boerderij en niet ver van den
Kattenbelt, eene aanwijzing van de plaats , waar de dooden des-
tijds werden verbrand, en de oude kapel te L i n d e was niet
onwaarschijnlijk gebouwd, waar eens een heilige linde offerpleg-
tigheden en volksvergaderingen overschaduwde. Vreemd is het
dan wel, dat tot nog toe zoo weinig overblijfsels dier oude bewoners
zijn gevonden, en ’t laat zieh gissen, dat hier of daar
op de heiden nog wel grafheuvels schuilen, tenzij zij reeds in
vroeger tijd, bij de ontginriing der veldgronden of bij denaanleg
der bosschen, zijn verwoest.
Hebben onze omzwervingen ons weer in de laan voor het
kasteel gebragt, dan kunnen wij aan het einde daarvan, bij den
grindweg naar Hengelo, een voetpad ter regterzijde inslaan, dat
ons over heideveld en door dennenbosch naar een zonderling begroeide
piek gronds voert. Op de golvende, zandige vlakte groeijen
verspreide of afzonderlijk staande boschjes van een dik en donker