de reis per wagen door de heiden, of per trekschuit door de
Zuid-Willems-Vaart, vóór den tijd der spoorwegen, niet van dien
aard was, dat een levendig verkeer tusschen Limburg en het
overig deel van Nederland plaats vond, terwijl daarentegen met
Duitschland en Belgié, van ieder punt gemakkelijk bereikbaar,
de gemeenschap voortdurend onderhouden werd. Bevreemdend
is het dus waarlijk niet, dat Noord en Zuid elkander nog wel
wat vreemd zijn. Maar de omstandigheden veranderden, de af-
standen krimpen in, en het hangt nu vooral van de individúen
af, of de ineensmelting tot ééne natie in korter of langer tijd,
meer of minder ten «volle zal plaats hebben. Wederkeerige be-
zoeken kunnen er het hunne rijkelijk toe bijdragen; „onbekend
maakt onbemind”. Wederzijdsche waardeering, ook bij verschil van
Sympathien en opvattingen mogelijk en noodig, moet de herinnering
aan de oude grieven vervangen en alleen bekrompen provincialisme,
hoogmoedige zelfgenoegzaamheid, of angstvallig exclusivisme zou
kunnen loochenen, dat beide deelen des volks van elkander veel kunnen
leeren tot versterking en verheffing van het volkskarakter.
De Noord-Nederlander, die het Limburgsche bezoekt, vindt
er een in menig opzigt hoogst merkwaardig land, rijk aan na-
tnurschoon, rijk ook aan allerbelangrijkste herinneringen uit over-
oude tijden. Meer dan eenmaal hoop ik er u rond te leiden. Voor
ditmaal wensch ik uw gids te zijn in een klein, maar zeer aan-
trekkelijk gedeelte, in den omtrek van het voormalige stadje Val-
kenburg. Wie die landstreek nog niet kennen, mögen tot ken-
nismaking zieh opgewekt voelen. Wie het kennen, mögen nog
eenmaal in de herinnering eenige zonder twijfel onvergetelijke
dagen doorleven.
Voor een verblijf van eenige dagen — als het weken kunnen
zijn, is ’t er niet minder om1 — heeft Valkenburg veel, dat
het aanbeveelt. Voor kleine wandelingen is het evenzeer gelegen
als voor groote togten; zoowel in den onmiddellijken omtrek
als in ruimen kring, biedt het een’ schat van heerlijke en afwis-
selende natuurtooneelen. De Aken- Maastnchtsche spoorweg geeft
selegenheid tot snelle verplaatsing. En, wat geenszins verwerpelijk
is de hôtels l ’Emp e r e u r en Vo s s e n verdienen een sterretje,
| men althans geen prächtige etablissementen met rijk gestol-
feerde kamers en vliegende kellners verwacht en behoeft. Cremers
„springkonijn” is hier - gelukkig! - nog onbekend; welligt
verschönt hij in 1 hôtel, dat een Akensch ondememervlaktegen-
over het station laat bouwen. Maar wie eenvoudige degelrjkheid,
hupsche. bediening, matige prijzen weet te waardeeren, die kan
in Valkenburg uitnemend teregt. Bovendien vmdt hij in den
eigenaar van ’t h ô t e l 1’ Emp e r e u r , den heer L. Elias, een
man, met zijn land en volk bekend en gaarne bereid, den vreem-^
deling met zijn kennis te gerieven.
Om het schoone land van Valkenburg regt te gemeten, moet
men goede beenen en goede longen tot zijn dienst hebben. B,eken
er maar niet op, dat gij veel rijden kunt. Met nitzondenng van
een primitieven bolderwagen, die tusschen ’t station Valkenburg
en Heerlen rijdt, vindt gij er geen openbare vervoermiddelen.
Op de steile bergwegen met hun diepe sporen en veerenknak-
kende rotsklompen kan alleen de zware sterke kar worden ge-
bruikt, en ’t is de vraag, of gij u daarin regt comfortable zoudt
ge voelen. De groote rijkswegen zijn goed genoeg. Voor honderd
jaar werden zij van de vaak onbruikbare modderpoelen, vol gaten
en kuilen, gelijk zij tot dus ver waren , in breede, voortrefifelijke
heirbanen herschapen, en in 1808 werden zij nog aanmerkelijk
verbeterd ; maar het Limburgsche paard, aan stappend werk gewoon,
is nog altijd familie van den grooten „stapper” vän Christoffel
Hermans, in wiens „ker” Hildebrand eenmaal de drie uren gaans
in ongeveer vierdehalf uur aflegde. Tegen den draf heeft het nog
steeds onoverwinnelijke vooroordeelen, en om tijd te winnen
maakt gij ’t best van eigen middelen gebruik. Intusschen, vol-
maakt is het hier in de wereld niet, en ’t is niet te ontkennen,
dat het land van Valkenburg, wat ook vroeger zijn rijkdom aan
bosschen möge geweest zijn, tegenwoordig geen overvloed van