
overviel hem een treurige zielsziekte, die later wel week, maar
hem toch voor het openbaar leven ongeschikt maakte, al de lange
jaren, die hij nog tot zijn’ dood in 1762, doorleefde. Hij bezat
evenwel Martena-state niet. Die was het erfdeel van zijn’ oudsten
broeder Tjaerd, en diens zoon Epo Sjuck van Burmania, een uit-
Demend staatsman en geleerde, ook als dichter en schrijver niet
onverdienstelijk, heeft het huis bewoond tot zijn’ dood in 1775.
Zoo ontbreekt het Martena-state niet aan roemrijke herinneringen,
en niet zonder leedwezen zou de minnaar van oudheid en geschie-
denis het zien ondergaan, al heeft het voor een goed deel zijn
belangrijkheid als bouwgewrocht verloren. De groote herstellingen
in 1812 aangebragt, droegen waarschijnlijk veel tot het verlies
van zijn eigenaardigheid bij. J. W. ten Water had er nog een
gedeelte gekend, dat sporen van hoogen ouderdom droeg. Dat
is dan zeker in dien tijd verdwenen. Immers, het gebouw moet
vroeger grooter zijn geweest. ’t Begin dezer eeuw was voor de
bouwkunst een siechte tijd, en ’t werd er in later jaren niet veel
beter op!
Wij vervolgen onzen togt naar Br i t s um, wiens prächtige
terp ons zeer is aanbevolen en onze verwachting niet teleurstelt.
Ruim en rijk is het uitzigt van den glooijenden heuvel over de
omliggende velden en dorpen, maar overigens had Britsum in
het verledene meer belangrijks, dan in het tegenwoordige. Win-
semius verhaalt, dat in vroeger tijden grondslagen werden gevon-
den van een’ ouden bürgt, Br i t s e n b u r g , volgens het opschrift
op een’ daar opgedolven steen, en dat bij de fondamenten eener
oude kapel vier grafzerken waren ontdekt, van Britsanus Joulsma,
en van Ilste, Jeltze en Hotze, zijn broeders, allen beschermers
van Friesland en geduchte vijanden der Noren. De jaren 992,
993 en 998 worden als de sterfjaren der drie eersten opgegeven.
Door den vierden — dat is, volgens Schotanus, om zi jnent
wi I l e — werd Uitgong, de toen bloeijende koopstad aan de Middelzee,
door de Noormannen verwoest. Wat eeuwen geleden ge-
vonden werd en door niemand gezien, is tegenwoordig moeijelijk
meer te controleren! De volledige vondst van alles, wat men zou
kunnen verlangen, is hoogst verdacht, om niet te spreken van
de Arabische cijfers en'van de Nederduitsche verzen op de drie
grafzerken van de jongere broeders, terwijl het opschrift op het
graf van Britsanus Latijn is , zooals ’t in dien tijd zou behooren.
’t Zou kunnen zijn, dat dit aan den eersten berigtgever lag.
Maar de vermelding, dat Britsanus’ lijk er gevönden werd en
dat het 94 voet lang was, maakt de zaak niet beter! Wij plaatsen
achter dien Britsenburg en die vier Heeren maar een bescheiden
vraagteeken. Een oude plaats is Britsum zeker geweest. Aan de
kerk kunnen wij ’t intusschen niet meer zien. Nieuwe ramen
zijn er in geplaatst, en de „portland” bedekt onverbiddelijk oud
en nieuw met dezelfde onpartijdigheid. Dat de boomen om de
kerk zijn omgehouwen, verhoogt de schoonheid niet. Een groot
aantal stinzen, nu allen verdwenen, omringde in vroeger dagen
het dorp. Aan den voormaligen zeedijk, bewesten Britsum, heeft
tot op het eind der vorige eeuw L e t t i n g a - s t a t e gestaan,
waar Menno van Coehoom in 1641 geboren werd.
Een bezoek aan het voornaamste dorp van Leeuwarderadeel,
het groote en wel varende S t i e n s , dat wij op körten afstand zien
liggen, zou ons te veel van den weg afleiden. Wij zouden anders
kennis maken met een kloek kleidorp, door 2000 zielen bewoond,
en er een groote kerk vinden;! met eenige overblijfsels van den
oorspronkelijken tufsteenen bouw, in de 14 de eeuw, evenals de
zware toren, hersteld. Maar ons doel ligt ditmaal in de tegen-
overgestelde rigting. Wij moeten naar Dantumadeel, en de weg
daarheen leidt ons de Dokkumer Ee over en Tietjerksteradeel
voor een gedeelte door.
Ons kaartje onderrigt ons van het bestaan, eerst van een’ kunst-
weg, dan van een voetpad, dat dood loopt in het land. En zoo
is het ook. Wij vinden den kunstweg, wij vinden het voetpad,
slingerend en kronkelend, gelijk het in een kleiland betaamt, en
wij vinden ons voor een weide door het voetpad in den steek gelaten.