eigenlijk „Moo rde naa r s woud” heet. Maar in den stroom de
Murk vinden wij haar prozaische, maar onschuldige peetmoeder.
Wij zien er eene geportlande kerk, die evenwel de oude Ro-
maansche rondbogen nog behouden heeft, met dit opmerkelijke,
dat iedere groep met een’ pantboog wordt besloten. Steken wij
even den straatweg over, dan vinden wij op geringen afstand
in Dantumawoude een kerk van oude Friesohe moppen, die weer
een ander Ornament heeft; in plaats van de rondbogen, een rij
van schuin geplaatste steenen, waarvan de toppen elkander ra-
ken. Ook zien wij er een goed gesneden preekstoel, met de zinnebeeiden
van g e l o o f , ho op en l i e f de . Het overblijfsel eener
oude stäte wijst de plaats aan, waar de vader van Bilderdijk’s eerste
vrouw, Catharina Rebecca van Woesthoven, eenigen tijd heeft
gewoond. Haxe zuster, Maria Petronella, later met den notaris
Samuel Elter te Amsterdam gehuwd, werd hier in 176B geboren.
En verbaast gij u , dat de weg zoo is gelegd, dat de tuin van
een buitenverblijf is gespaard, ten koste van een’ omweg, —
weet dan, dat dit huis, in den tijd toen de weg gelegd werd,
den grietman toebehoorde en dat het de tijd was, waarvan men
in Friesland zegt: „dat God in den hemel en de grietman op
aarde almagtig was.” — Ye e nwo u d e n met de oude Schier-
stins en de belangrijke verzameling antiquiteiten, daarin bewaard,
moet niet vlugtig worden bezocht. Wij gaan dus ditmaal voorbij
met den wagen, die ons naar ’t Station Veenwouden brengt. Van-
daar kunnen wij öf naar Leeuwarden, öf naar Dragten terug-
keeren. Ik laat u de keus. En als ’t u niet heeft mishaagd, in
weinig bekende streken iets van het volksleven te zien en iets
van de overblijfsels eener oude beschaving te aanschouwen, dan
scheiden wij met een’' aangenamen indruk.
A A N T E E K E N IN G E N .
Over het belangrijke der dorpskerken in Eriesland schreef nn wijlen
Eyck van Zuylichem in de Vrije Erie s , jaarg. V, 1850, en in de Kro-
n ijk v a n h e t H i s t . Gen. t e Ut r e c h t , jaarg. VII, 1851, bk. 39 e. v.
Behalve die te Rinsnmageest en te Comjum, vermeldt hij de door mij in
den tekst behandelde kerken niet. Daarom had ik te meer aanleiding, er de
aandacht op te vestigen.
Eene uitvoerige beschrijving van Grove s t ins , de laatste der Friesehe
stinzen, die tevens als een type dier gebouwen te besehonwen is, werd ge-
geven in Wa n d e l in g e n van mi jnen oudooom den o p z ig t e r door
een gede e l t e van de p rovinc ie Fr i e s l a n d ; bij eenver z am eld
door H. van Roll enaa (Jhr. Mr. H. Ilaerdt van Sminia). Leeuwarden,
bij W. Eekhoff. 1841.
Men dient bij het raadplegen van dat werkje zieh steeds te herinneren,
dat het een tafereel geeft van een deel van Friesland, omtrent de helft der
vorige eeuw, in welken tijd de oudoom geacht wordt te hebben gewandeld.
Voortdurende contröle is dus noodig, om niet in de war te komen met het
bestaande.
De beschrijving van Grovestins is overgenomen in den Frieschen Volks-
Almanak van 1838, waar ook eene afbeelding van de stins voorkomt.
Over het klooster Smallee is te raadplegen: de Friesche Volks-Almanak
11 10