van een half talent een mengeling van sohreeuwende kleuren en
opzigtige versierselen zou zijn geworden.
Te midden van het eenvoudig landschap met de kalme schoon-
heid zijner l’ustige velden en stille, einstige bosschen treft ons
dit schitterend menschen werk. Maar als wij de hoog gewelfde kerk-
deur weer zijn uitgetreden, mij duukt, dan trekt ons toch in
dubbele mate de onvergelijkelijke heerlijkheid der natuur in haar
verheven majesteit, in de harmonie van haar tinten, in den strengen
eenvoud van haar lijnen; en als wij een weinig verder, onder
het landgoed de Wi e r s e , den gedenksteen zien, opgerigt ter
plaatse, waar de in 1837 om haar ouderdom gesloopte kapel van
Linde stond, dan gevoelen wij de waarheid van het kernachtig
woord, dat Staring’s hand er op stelde;
Verlieft zieh hier geen bidplaats meer,
’t Heelal is tempel van den Heer.
Deze breede eikenlaan, die straks aan onze linker zijde van
den weg naar Ruurlo afwijkt, loopt regt op het huis Med l e r —
eigenlijk Me dd e l e r — aan. Wij kunnen aan ’t eind er van de
muren van het gebouw zien schemeren, en zonderen wij een
oogenblik af om een’ blik te werpen op het kasteel, dan staan
wij weldra voor de gracht, waarover een gemetselde steenen brug
naar het voorplein leidt. De hardsteenen palen van het kloeke
ijzeren hek dragen vazen met de wapens van van Dorth en van
Hoevell versierd. Op het plein ligt het huis, in den stijl der vorige
eeuw gebouwd, met stallen en bouwhuizen ter wederzijde. Geschoren
linden en bruine beuken omringen het. Meer opmerkelijk
dan navolgenswaardig zijn de levensgroote, geel geverwde leeuwen,
die bij het hek op de steenen hondenhokken liggen, met wapen-
borden, in de klaauw, waarop wederom de roode kepers van van
Dorth en de zwarte schildjes van van Hoevell prijken.
Van de geschiedenis van het huis schijnt weinig bekend. In
l,.A.Schi|i|icrus dd.lMl.