streken „stuk stavast” of „op beraad” verpacht. In het eerste
geval is de pacht lager, maar de geheele risico voor den pach-
ter.- bij „beraad” betaalt hij meer, maar kan na 24 Junij van
de pacht afzien. Er wordt evenwel op het eiland veel meer vlas
verwerkt., dan er verbouwd wordt. Alom hebben de vlassers hun
landen gehuurd, tot in Belgie to e , en in het voorjaar ziet de
Rotterdammer gansche troepen mannen, vrouwen en kinderen,
schamel gekleed, niet bundels en klompen bengelend aan den
stok, op de straten en havens, die naar de veeren leiden. Dat
zijn de arbeiders, die de elders liggende velden gaan wieden,
of na volbragten arbeid huiswaarts keeren. En in de maanden
Augustus en September, dan liggen aan den veerdam te Katen-
drecht en in de haven van Charlois de schepen met den kostbaren
oogst beladen. Dan rijden de lange boerenwagens af en aan.
Dan worden de groote schüren gevuld. Dan kunt gij het eiland
niet doorwandelen, of gij ziet, gij riekt, gij hoort vlas. ln de
slooten ligt het te roten, en ’t verraadt zieh onmiskenbaar aan
uw reukzenuwen. Alom hoort gij den doffen slag der bundels
op de scherpe punten van de „reep” , waarmee de zaadbolletjes
van de stengels worden verwijderd, dat hier te roten wordt ge-
legd, en den körten tik van het werktuig, waarmee het gebraakt
wordt. Op de velden, längs de slooten, ziet gij vlas uitgespreid
om te droogen. Door iedere openstaande schuurdeur ontwaart
gij vrouwen en meisjes, die er mede bezig zijn, en vaäk ook
kunt gij op straat een deel der bewerking gadeslaan. — Het
„zwingelen” , waardoor de vezels worden weggenomen en, alleen
het züivere vlas overblijft, geeft voorts in najaar en winter en
vaak tot diep in het voorjaar menig hujsgezin werk en brood.
De arbeiders worden betaald per „steen” dien zij afleveren-, en
wie goed met de behandeling bekend is, kan er een ruime dag-
huur mee verdienen.
Met het zwingelen heeft de Overmaassche arbeider zijn aan-
deel aan de bewerking volbragt. Het vlas wordt op de markt te
Rotterdam verhandeld of door opkoopers bij de boeren gekocht,
en dan begint het werk van den fabrikant.
Eene wandeling van ongeveer twintig minuten brengt ons
van Katendrecht längs den dijk te Char loi s . Een paar scheeps-
timmerwerven en een droog dok bewijzen ons de tegenwoordig-
heid der handelstad. Overigens worden wij hier alleen aan eene
landbouwende bevolking herinnerd. Het groote dorp Charlois is
voor een gedeelte längs den dijk gebouwd en voor een ander
deel längs de haven, die in de Maas uitkomt. Maar ook een
belangrijk deel er van ligt binnensdijks. Daar ligt ook de ruime,
nieuwe kerk met haar’ zwaren maar lagen toren. ’t Is een gebouw ,
ten jare 1867 in nieuw-Gothischen stijl opgetrokken, net en licht,
maar zonder opmerkelijke bouwkunstige sieraden. Het bedehuis,
dat er vroeger stond, was te klein geworden voor de steeds
aangroeijende gemeente. Ook werd het bouwvallig, al had het
nog geeri lange reeks van eeuwen achter zieh. Het was in 1511
gesticht. De dag, voor de inwijding bestemd, bleef lang in ’t ge-
heugen, als een dag van verschrikking en rouw! Het was in de
maand Februarij van het jaar 1512. Reeds sints de helft van
November des vorigen jaars lag de Maas digt gevroren, en het
sterke ijs vergunde een’ veiligen overtogt aan voetgangers niet
alleen, maar ook aan paarden en sieden. Maar een storm uit
het Noord-Westen bedreigde het altijd verraderlijk pad, en de
regering van Rotterdam had iedereen gewaarschuwd, zieh niet
op het ijs te wagen. Niettemin trok een groote schare van priesters
in processie over de Maas, om de kerk te Charlois te gaan iuwij-
den. Duizenden van belangstellenden en nieuwsgierigen verge-
zelden hen. Daar scheurde op eens de ijsvlakte uiteen, en bij
menigte verzonken de slagtoffers hunner onvoorzichtigheid in
de diepte.
In het jaar 1660 werd een kruispand aangebouwd en van
den toren de eerste steen gelegd door Francois van Diest en
eenige anderen, wier namen en wapens boven den ingang zijn
aangebragt. Maar de torenbouw werd niet voltooid. Slechts tot
de hoogte van het dak werd hij opgetrokken, en had alzoo
even goed geheel achterwege kunnen blijven. Nu maakt hij een’
eenigszins zonderlingen iudruk, die vrij omvangrijke steenmassa,
II- 16