ging van haar aanzien uit in den lande, en toen Karel de Stoute
in 1474 te Maastricht zijn leger verzamelde, verzuimde hij niet,
bij de dames van St. Gerlach een bezoek te brengen. Honderd
jaar later was het klooster bijna te gronde gegaan in de troe-
bele tijden. De herstelde gebouwen brandden in 1655 nogmaals
af. Bij het tractaat van 1661 kwam de grond, waarop het klooster
met zijn nevengebouwen en tuinen stond, — vier bunders
groot, ¿#yaan den koning van Spanje. Keizer Jozef II hief in
1786 het klooster van St. Gerlach op. De vrouwen vertrokken
naar Roermond. De goederen der proostij werden in 1797 door
de Franschen ten verkoop aangeslagen, en het stift van St. Gerlach
had opgehouden te bestaan. Maar de voormalige stiftskerk
werd in 1841 der kerkelijke gemeente geschonken en tot parochie-
kerk gewijd, in plaats van het oude kerkje, waarin tot nog toe
voor de gemeente dienst was gedaan. ’t Is een vrij nieuw gebouw,
in 1720—25 gesticht, prijkende met fresco-schilderingen, die voor
het meerendeel tafereelen uit het leven van St. Gerlach voor-
stellen, en met het praalgraf van den heilige. Uitwendig is de
kerk van Houthem door zijn’ bouwstijl niet opmerkelijk, maar
hare roode muren, met witte pilasters afgezet, vormen een goed
geheel met het vriendelijk en bloeijend landschap, in wier midden
haar koepeltorentje oprijst.
Een landweg brengt ons weldra op een kruispunt, waar,
door boomen omschaduwd, een kapelletje ligt, ter gedachtenis
aan St. Gerlach gewijd, en hier zijn wij niet ver meer van den
oever der Geule en van de brug, die over den stroom is gesla-
gen. Wilgen en elzen, door hagedoorns afgewisseld, omzoomen
het landelijk pad, en reeds voör dat wij de brug zijn genaderd,
hooren wij het gebruis van eenen waterval. Op de brug zien
wij hem, werkelijk voor ons land een val van eenige beteekenis.
Uit een berceau van overhangende takken treedt de rivier te
voorschijn en stört zieh schuimend en klaterend van een loodregt
rotsmuurtje af, over een schuin afloopend rotsbrok heen, om
ten tweede male van een steilte en over een door de wateren glad
geschuurd terras naar beneden te stroomen. Uit een weiland nevens
de brug is de val het best te zien, en de pachter, die er bezig
is elzentakken af te snijden, weigert ons den toegang tot zijn
grondgebied niet. Met vrij wat geweld schiet hier de niet onaan-
zienlijke watermassa voorbij, en terwijl wij in het gras ons neder-
vleijen, zou het bekoorlijk tafereel, dat wij voor oogen hebben,
ons den tijd doen vergeten, gelijk wij hier al de onrust en de
eilende der wereld wel zouden kunnen vergeten in de eenzaam-
heid, waar alles van kalmte en van vrede spreekt. Wij behoe-
ven intusschen die stemming niet te verliezen op den landweg
tusschen de groen bemoste wilgenstammen, met het bouwland
aan wederzij, waarop wij onzen togt voortzejten! Maar al spoe-
dig verändert het tooneel en het landschap neemt een gansch
ander karakter aan. Yöör ons stijgen de graauwe wanden van
den berg in strenge majesteit op. Waar de weg stuit tegen hun’
voet en zieh in twee armen verdeelt, kunnen wij links naar Val-
kenburg terug, maar wij slaan dien ter regterzijde in. Wat is
het hier schoon! Hoe stout klimmen die rotsmuren omhoog, hoe
indrukwekkend hangen de forsche steenbrokken over den weg,
hoe siert het weelderig groen van mos en struiken hun diepe
kloven, hun norsche zijden! Hier en daar zien wij donkere grot-
ten, soms met den beganen grond gelijk, soms hoog daar boven.
Niet zelden zijn zij tot woningen ingerigt. Ziet daar, ter halver
hoogte soms, die zonderlinge verblijven, waarin een deel van
Geulem’s bevolking huist. Een muurtje sluit de opening der grot:
een läge deur geeft er toegang, een klein venster laat een sche-
merend daglicht door. Boomen schoten er nevens op, klimplan-
ten hechtten zieh aan de witte steenen, die zoo geestig afsteken
bij den grijzen rotswand en het vrolijk groen, dat ze omlijst.
Kinderen en kippen deelen de beperkte ruimte voor de deur.
Waschgoed van allerlei kleur, dat te droogen hangt, geeft er een
oneindige afwisseling van tinten. Boven het huis is de zolder,
maar geen muur sluit dit nuttig deel der woning af. Gij ziet er
den bakkersoven, vischwant aan palen opgehangen, landbouw-
gereedschappen, een’ ganschen schilderachtigen rommel, half verborgen
in de donkere diepte, half door het daglicht besehenen.