Het huis is een deftig vierkant gebouw met een’ hard-
steenen stoep voor den ingang, die naar den kant van de ri-
vier is geplaatst, maar vooral van den straatweg vertoont het
zieh in opmerkelijke schoonheid, met zijn hooge koepelzaal,
oprijzend uit een’ helderen vijver en met lijstwerk van edelen
stijl gekroond. De burgerlijke bouwkunst. der vorige eeuw leverde
in dit huis een van haar voortreffelijke proeven, en vooral
’t inwendige der zaal toont het, hoe de bouwmeesters en kun-
stenaars dier dagen hun taak opvatten en hun werk verstonden.
Met zijn hooge ramen, zijn kostbaar gestucadoord koepelplafond,
zijn geschilderd behangsei, verwierf de zaal een welverdiende ver-
maardheid in den lande. Twee broeders Speelman, zoo verhaalt
men, eigenaars van Over-Holland en van Trompenburg bij ’s
Graveland, wedijverden met elkander, wie de schoonste zaal zou
hebben, en er waren er, die aan die van Over-Holland den palm
der overwinning toekenden. Haar geschilderd behangsei heeft
zij in den loop der jaren verloren, met uitzondering van een
vak, dat boven de deur prijkt, maar overigens heeft- zij haar
karakter bewaard en is zij een sieraad van de Yechtstreek gebleven.
Aan Over-Holland met zijn overplaats, wier hoog geboomte
een zeer geliefkoosde woonplaats voor ontelbare kraaijenfamilien
is, grenst de S t e r r e s c han s , gebouwd op de plaats, waar in
1672 eene schans was aangelegd. Thans heeft zij van hare oor-
logzuchtige bestemming geen andere herinnering over, dan haar’
naam. Yan den grooten, langen vijver, die er in de dagen van
Claas Bruin te bewonderen viel, is nog een overblijfsel te vinden,
en van het oude huis moet nog vrij wat muurwerk schuilen in de
tegenwoordige huizinge, maar het heerenhuis van Sterreschans is
thans een vriendelijk, modern gebouw, welks witte muren zoo-
wel van den straatweg als van de rivier gezien, zieh minder eer-
waardig, maar niet minder aantrekkelijk vertoonen in schaduw'
der kloeke en krachtige stammen, die in menigte de uitgestrekte
bezitting versieren.
De eigenaar van het goed, de Heer Doude van Troostwijk,
is althans geen „onbesproken” man. Wie zat ooit in een’ sneltrein
van de Ned. Rhijn Spoorweg Maatschappij tusschen Amsterdam en
Utrecht of Rotterdam en was niet in ’t gezelschap van iemand,
pruttelend over ’t gedwongen oponthoud te Nieuwersluis?
Inderdaad, de Heer Troostwijk, die het deel zijner gronden,
waarover in der tijd de spoorweg naar Utrecht werd gelegd, kos-
teloos had afgestaan, had daarentegen aan de Maatschappij de
verpligting opgelegd, dat elke trein te Nieuwersluis moest stoppen.
Wat eens bij contract was bepaald, werd later door een proces
bekrachtigd, en de reiziger in onze gejaagde eeuw heeft het on-
herstelbaar nadeel, van een paar minuten later in Amsterdam
aan te komen. Zijn onvergefelijke hardvochtigheid heeft den eigenaar
der Sterreschans al wat morrende verwenschingen op den hals ge-
haald! Hoe is het mogelijk, dat iemand, zoo onbarmhartig tegen-
over de haastige kinderen onzer eeuw, nog een’ nacht rüstig
slapen kan! —- Evenwel, hij heeft ook reeds vrij wat stof tot
spoortreindiscours geleverd, —■ geen verwerpelijke dienst aan
het reizend publiek! — Hij heeft menigeen in de gelegenheid
_ gesteld, zijn kennis van buitenlandsche spoorwegtoestanden ten
toon te spreiden, — geen te versmaden voorregt! — En wie aan
de Vecht wonen, of wie daar zaken hebben te doen, of wie
daar wandelen als wij, die waardeeren het hoog, dat althans een
halt aan den weg hun gelegenheid geeft, van den spoortrein ook
gebruik te maken, in plaats van dien van den morgen tot den
avond te hooren voorbijvliegen. En welligt, dat sommige critici
hierdoor hun’ toorn wat ontwapend gevoelen. Welligt, dat de stille
dank der velen, door het gedwongen oponthoud aan de Nieuwesluis
gebaat, eenigszins opweegt tegen de luide klagten derge-
nen, die er toch werkelijk niet merkbaar door geschaad worden.
De laatste plaats in de rij der buitenverblijven tusschen Breu-
kelen en Nieuwersluis is R u p e lmo n d e , — R i j pe r m o n d e of
van Ge s e l , ook B e r e v e 1 d , geheeten op verschilfende oude kaarten.
Vooral van den kant der rivier vertoont zieh het schoone
huis met zijn vooruitspringende koepelzaal, door liggende beeiden
gekroond, treffend tusschen het hooge en zware hout. ’t Heeft
veel gewonnen sints de dagen van Claas Bruin, toen er een stijf