18 EEN «ENTHSCH DORP.
gemeentehuis noodig. De markezaken werden beliandeld in de herberg
, de dorpsbelangen door den Heer of door den rigter van Borne.
Ook het post- en telegraafkantoor dagteekent uit de laatste jaren.
In de Bentheimerstraat, die zieh hier bij de markt aansluit,
ligt de nieuwe pastorie der Doopsgezinden naast de kerk, en een
weinig verder de bijkerk der Israelieten. In dezen omtrek draagt
Hengelo nog het karakter van een oud Twentsch dorp, met zijn
bogtige straten en zijn onregelmatig gebouwde in- en uitsprin-
gende huizen, waarvan velen nog afgezonderd op hun erve staan.
Wij treffen ook nog enkelen van die wanstaltige, hoewel vaak
schilderachtige gevaarten aan, met het onevenredig hooge spitse
dak, den houten, verweloozen gevel en de muren van balkwerk,
waartusschen gevlochten en met leem bestreken horden zijn aan-
gebragt. Soms ook is de eene helft van hout, de andere van
steen, of een deel vemieuwd en goed onderhouden, een ander
deel oud en verwaarloosd. Die zonderlinge misstand doet zieh
voor, waar hetzelfde huis twee eigenaars heeft. Wij ontmoeten
menigmaal uitbouwsels van hout, die als schüren worden gebruikt,
of van steen, die tot weefkamers of wel tot woningen zijn inge-
rigt. Wij komen tal van die echt Twenthsche hooge schuurdeuren
voorbij, die de met hooi of rogge geladen wagens moeten binnen-
laten, en wij vinden overal gemis aan versiering, door kunst en
smaak aangebragt, maar dat gemis vergoed door de natuur, die
den wijnstok zijn prächtige ranken en zijn breede bladeren gaf,
om in weelderigen tooi de ruwe gevels te bedekken en in rijke
festoenen neer te hangen längs de kleine vensters en de kunste-
looze deuren. Gelukkig zijn de mestvaalten verdwenen, die in
vroeger jaren op nagenoeg ieder erve den vreemdeling door hun
onbehagelijkheid een aanstoot waren en een ergernis voor den
landbouwer van elders, die zoo de beste krachten der kostbare
specie nutteloos in de buitenlucht zag vervliegen.
Een brug over de beek zou ons brengen op den Bornschen
straatweg, die als een schaduwrijke eikenlaan in Noordelijke rig-
ting loopt en op den open weg naar Oldenzaal, die zieh Oost-
waarts afwendt; maar wij willen vooreerst het dorp zelf verder
HENGELO VOOR 60 JAREN. 10
in oocenschouw nemen, om later eens rond te wandelen in den
omtrek. Alleen gaan wij even de brug over, om een’ blik te
werpen op de fabriek van den Heer H. S. Dijk, wier gebouwen aan
beide kanten van de beek verrijzen, en op de Tw e n t h s c h e
Bontwe v e r i j onder directie der HH. Traus en Palthe, die
aan den Oldenzaalschen weg ligt. Het afgezonderde huis niet ver
van daar is het nieuwe ziekenhuis, dat helaas! van tijd tot tijd
noodig is, wanneer onder de digt opeengepakte bevolking, in
de vaak zeer bekrompen en onreine woningen der arbeidende
klasse, de gevreesde typhus zieh vertoont. In de straat, die van
de brug naar den Deldenschen straatweg leidt, komen wij de
H e n g e l o s c h e Bo n twe v e r i j onder directie van de gebr. H.
en W. Hulshoff Pol voorbij, en nu staan wij weldra voor de linden,
in wier schaduw de Hervormde kerk met haar op vier pilaren
rustend voorportaal ligt. Daartegenover vertoont zieh de nieuw
gebouwde pastorie van den tweeden predikant, en een weinig
verder gaat de dorpsstraat in den straatweg naar Delden over.
Wij keeren hier terug en volgen de straat, die regt op de pastorie
van den oudsten predikant, op „de weerrie”, zou aanloopen,
als er in dit oude deel van Hengelo eene straat regt liep, en
komen längs de beek op het aloude middelpunt van dorp en
marke, „de Brink” , die nu zijn beteekenis heeft verloren, om
längs de uitgebreide fabriek der HH. Stork en Ekker, door de
nieuw aangelegde N i e uw s t r a a t en voorbij de hier zoo wel-
dadige b ewa a r s c h o o l , weer*nabij de markt uit te komen, waar
wij een oogenblik van onzen ontdekkingstogt uitrusten.
Niet lang evenwel. Ik wil u nogmaals tot een kleine wande-
ling door Hengelo uitnoodigen; maar ditmaal eischen wij meer
dienst van onze verbeelding dan van onze oogen, want wij gaan
in gedachte eenige jaren terug, — niet veel jaren, nog niet den
leeftijd der zeventigers, niet verder dan den tijd, toen Gijsbert
Karel het Twenther land bezocht. Maar wij moeten dan vrij wat
2*