Aant. blz. 66). Op de plaats, waar bet kasteel stond, is, voor een deel
van de oude steenen, een R. C. kerk gebouwd.
Tusscken Ootmarsum en Oldenzaal lagen de havezathen Borg Bennin gen
en Noor d Deu r ingen, waarvan de eerste van de van de Recke’s
en Sloets, de laätste van de Moerbeke’s en de Ittersnms, aan de gravenvan
Rechteren kwam. Beide hnizen zijn gesloopt. Hier werd ook de havezathe
Eve r lo gevonden, eene onde bezitting der van der Marck’s, sints 1668
van het nit Bentheim stammende geslacht van der Clooster, later van een
tak der familie Sloet. In 1733 werd het onde hnis afgebroken. Ook de havezathe
den Tijdhof in de buurtschap Rensen is verdwenen.
Niet ver van Ootmarsum ligt Sing r aven, thans een uitgestrekte buiten-
plaats, weleer een havezathe, waartoe een kapel behoorde. Het goed was
het eigendom der graven van Bentheim, later van de familie Sloet, in 1788
door aankoop van den markies de Thonars, thans van de familie Roessink
Udink.
Old enz a a l zelf is eene zeer onde plaats. Sommigen meenen, dat de
beroemde Sa l i sche Wet naar haar is genoemd. Stellig werd de landstreek
hier reeds vroeg bewoond. Oldenzaal was de hoofdstad van het graafschap
Twenthe, dat bisschop Balderik in 970 aan St. Maarten schonk. Marcellinus,
Lebuinus en Plechelmns hadden er voor lang het Evangelie verkondigd.
Haar groote kerk, voor een deel van zeer onde dagteekening, is een der
ondsten van ons vaderland..Uitvoerig is zij beschreven in den Overi jsse l-
schen Almanak van 1839 en volgende jaren. De geschiedenis van Oldenzaal
is behandeld in den Overijsselschen Almanak 1846, blz. 225 e. v. en 1850
blz. 165.
De havezathe We l e ve ld werd in 1307 gesticht door een’ jonger zoon
nit het Drentsche geslacht van Ruinen. De Welevelds waren stonte en mag-
tige edelen, wier naam in de kronijken. van het Oversticht herhaaldelijk
voorkomt. Ook nadat het stamhuis, omstreeks 1540, door eene erfdochter aan
de Scheele’s was overgegaan, bleven de Welevelds nog lang in aanzien en
bloei. In 1715 kocht Lambert Joost van Hambroek hnis en goed van Anna
Scheele. De Hambroeks stierven in 1745 nit en Weleveld kwam in andere
handen. Een teekening van het hnis is in mijn bezit.
Van het Groothui s bij Borne weet ik weinig. Er waren verscheidene
hnizen van dien naam. Wat in den Overijsselschen Almanak van 1845 voorkomt,
sehijnt op een ander Gro o th u i s betrekking te hebben. Bij de nog
bloeijende familie van Grootenhuis van Onstein sehijnt aangaande dit hnis
niets bekend. Jhr. A. P. 0. van Sasse van IJsselt te ’s Hertogenbosch ver-
pligtte mij door nasporingen dienaangaande.
De Oldemeul e in Eule behoorde aan de Bev ervoorde ’ s, totdat de
havezathe in 1684 door huwelijk aan Otto Georg van Munchausen kwam.
In 1798 kocht eene dame nit dit geslacht het goed nit den desolaten boedel
van haar’ broeder en in 1800 werd het hnis gesloopt. Van Oldemeule leidde
een eikenlaan naar het hnis Boecke lo, eene bezitting der Ripperda’s van
Hengelo en hunner erfgenamen. In het begin dezer eenw stond het hnis nog,
een ruim gebonw met een voorplein, door twee ronde torens versierd. Van
binnen was eene groote vestibnle, waarop de vertrekken nitkwamen. Ook
Boeckelo is verdwenen.
Onder Delden ligt de havezathe Ha chmen l e , die van de familie Bar-
mentlo door huwelijk, omstreeks 1619,. aan de Welevelds gekomen, in 1644
aan Joan van Laer overgedragen (Ge s l a chtk nndig e Aa n t e e k e n i n -
gen, blz. 80, 81) en na 1658 aan de Bentincks gekomen is. Door verkoop
kwam het in 1721 aan J. A. van Harde en door erfenis aan C. J. van Ma-
hony tot Boeculo (G e s la chtkundige Aa n t e e k e n i n g e n , blz. 255).
Van Graes is mij niets bekend. Een goed van dien naam lag in het
kerspel Vessem in Westfalen en behoorde aan de Heeren van Ahnis, die
uit de onde Heeren van Diepenheim stamden. Graes bij Delden is welligt
van hetzelfde geslacht afkomstig. Tegenwoordig behoort het onder Twickel,
evenals Dubbe l ink, dat van de Reijgers aan Melchior Rammelman, later
aan J. M. Blankvoort, Dirk Mnlert en A. W. H. van Mnnchansen overging
(G e s la chtkundige Aa n t e e k e n in g e n , blz. 289). In 1753 werd
Dnbbelinck door den graaf van Wassenaer Twickel gekocht.
Van de havezathe Homberg weet ik niets. Over den Ho n d e n b o rg is
te. raadplegen het art. in Van d e r Aa, A a r drij k s k u n d i g Woorden -
b o e k , dat over ’t algemeen voor Twenthe zeer bruikbaar is. Zie over den
merkwaardigen Hn n n e n b o rg ende volksverhalen, er aan verbonden, de
stukken in den Overijsselschen Almanak van 1837,1838 en 1844, blz. 182 e. v.
Bak en hagen heette vroeger Rotge r inck. Johan de Bake, in 1581
gehnwd met Anna Hagen, vormde nit de beide namen den naam, dien zijn hnis
tot heden draagt (Ge s l a ch tk u n d ig e Aa n t e e k e n in g e n , blz. 75).
Zijne dochter Ida hnwde Johan Mnlert. Tot 1824 behoorde Bakenhagen aan
de Mulerts (Ib., blz. 399). Het onde hnis, waarvan een afbeelding in mijn
bezit is , is door een nieuw gebonw vervangen. De kaart van het S1 a d e n-
hni s met af beelding van het gebonw, berust onder den Heer H. Overbeek
te Hengelo.
Van de havezathe He e ck e r en bij Goor was in den tijd der republiek
niemand verschreven. Het behoorde oudtijds aan de van Coeverdens. Harman
van Ensse, drost van Haaksbergen, hnwde in 1594 Johanna van Coeverden
van Raen. Zijn zoon Erederik, diens zoon Herman Engelbregt en diens kin-
deren, Frederik en Anna Isabella Theodora, bezaten achtereenvolgens het
goed. De laatste hnwde in 1721 met Johan Ernst Wilhelm van Hogvell,
overste der cavallerie in dienst van den keurvorst van Keulen. De van