Theodorus Boendermaker behoorde, en „Heer Boendermakers vlug
verstand Italie aan de Vecht vertoonde”.
De plaats was destijds een waar kunstgewrocht, met zijn tem-
pels, zegebogen, kabinetten, terrassen, met zijn prächtige digte
berceaux en zijn kunstig geschoren hagen, met zijn vijvers, zijn
fonteinen, zijn met Tritons rijk versierd waterbekken achter het
huis, — een k u n s t g ewr o c h t , waaraan de natuur niet veel
deel had, dat meer dan menig ander ons nog aanwijst, waarom de
aanleggers van lusthoven met regt „architekten” genoemd mogten
worden. Maar als wij onze begrippen en wenschen omtrent de
vereischten van een buitenplaats buiten rekening laten, als wij
ons eenmaal niet meer ergeren aan de noodlottige begeerte, om
,/Italië aan de Vecht te vertoonen” in plaats van de Vecht te
laten geven, wat zij — en in overvloéd ! ö^igeven kon, dan
ontkennen wij niet, dat „Heer Boendermakers vlug verstand” hier
werkelijk in zijn soort iets uitstekends had . te voörschijn gebragt,
iets, dat werkelijk geschikt was „om dit gewest te kroonen”.
’t Is een rijke, deftige plaats; de tempels, bogen en kabinetten
zijn in goeden stijl, voor dien tijd smaakvol en indrukwekkend;;
Izaak Moucheron had hen inwendig meesterlijk beschilderd. Dat
kunnen wij uit de gravures niet meer zien, maar wèl merken
wij in den aanleg de hand eens meesters op, die zieh van het
kleingeestige en kinderachtige wist vrij te houden. Trouwens, de
overlevering verhaalt, dat geen minder personaadje dän de abt
le Nôtre zelf, het oog over Heer Boendermakers nieuwen aanleg
had laten gaan.
Wij verlaten Breukelen niet, zonder den blik te hebben ge-
worpen op het ruime kerkgebouw, dat gelukkig aan de drei-
gende verwoesting is ontkomen, toen in den winter van 1673 de
tot schansarbeid gepreste boeren, in de lange, koude nachten
binnen zijn muren opgesloten, geen ander middel hadden om
verkleuming te ontgaan, dan alles wat daar binnen brandbaar was
te verstoken. En terwijl wij den in 1705 vernieuwden toren gade-
slaan, betreuren wij het, dat geen bevoegde hand betrouwbare
berigten heeft geleverd omtrent de merkwaardige vondst van een
aantal oude duifsteenen grafsteden, destijds onder de fundamenten
van dien toren ontdekt.
Hielden wij van Utrecht tot Breukelen den regteroever der
Vecht, thans volgen wij, op den linkerzoom, den ouden klei-
weg, den tegenwoordigen straatweg. Daar liggen nog eenige
der schoonste plaatsen van deze streek, en daar de meesten hun
overplaatsen behouden hebben, voert ons pad, van Breukelen tot
de Nieuwesluis, ons als door een’ grooten lusthof onder het lom-
mer van hoog en statig hout. De overzijde der rivier heeft veel
meer geleden, al bleef ook daar nog meer dan één buitenver-
blijf over, als een herinnering uit den tijd, toen dit deel der
Vecht als het glanspunt van het schitterend geheel werd geroemd.
Wa t e r v o o r en Gras h u i z e n prijken niet meer aan het
zandpad, maar Kwe e k h o v e n , Ve c h t en Ho f en Gro e n e -
v e c ht zijn nog in goeden staat. Het laatste vooral is een schoone,
moderne plaats met frissche/ gazons en schaduwrijk geboomte.
Van het eerwaardige Voort wi jk, in 1672 door de Franschen
verbrand en door Wellekens in een lofdicht verheerlijkt als de
woonplaats van alle mogelijke goden, godinnen en deugden, is
alleen een hek en een boerderij over; van Bo omo o r d staat
niets meer dan dat. We e r e s t e i n met zijn deftig, vierkant, maar
niet antiek huis is nog gespaard aan den oever der We e r e , die
hier in de Vecht uitloopt en aan de voormalige adellijke hofstad
haar’ naam gaf. Hier is ook de grens van Breukelen St. Pieters.
Aan de overzijde der vaart breidt zieh de aloude heerlijkheid
Mijnden uit, die thans ook tot Utrecht behoort, maar in de vorige
eeuw nog tot Holland gerekend werd. Van de lustplaatsen V e en-
v e c h t , L i s bo a , An g o l a en Hu n t h um, eenmaal onder de
sieraden der Vecht geroemd, is deels ieder spoor verdwenen,
herinnert deels alleen de naam op een landhek aan de vervlo-
gen heerlijkheid. Wij doen derhalve veel beter, als wij van Breukelen
af den straatweg volgen, die ons aanvankelijk leidt längs