de 15äe eeuw behoorde het aan Heer Jacob van Hack fort, onder
wiens zonen het in 1504 werd verdeeld, zoodat Berend van Hack -
fort de eene, zijn broeder Hendrik, Heer van Vorden, de andere
helft verkreeg.
Zoo werd ook de Wi e r s e onder hen verdeeld, waarvan wij
het tegenwoordige, weinig beteekenende huis eveneens ter linker
zijde in het hout zien liggen. Het was lang een eigendom derHeecke-
rens en behoort tegenwoordig den grave van Limburg Stirum.
Daar ligt voor ons de breede, vorstelijke laan, onder wier
hooge gewelven de straatweg doorloopt. Het was weleer de op-
rijlaan van het slot te Ruurlo, terwijl de openbare weg met een
groote bogt naar het dorp liep. ’t Is hier een boschrijke streek,
maar vooral aan onze linker zijde trekken digte bosschen onze
aandacht. Gevoelt gij u onwillekeurig derwaarts getrokken? Verlangt
gij rond te dwalen onder de donkere schaduwen hunner
breede kroonen? Gij behoeft u dat genot niet te ontzeggen. Maar
wijk nu nog niet van den straatweg af. Volg vooreerst nog de
prächtige laan, totdat zij ten einde is en uitloopt op een open
ruimte. Wij staan voor het huis te Ruurlo. Nooit zal ik den in-
druk vergeten, dien ik hier eens ontving. Het was een heerlijke
Octobermorgen. De bosschen in den omtrek hadden zieh met hun
ernstig rood en bruin getooid. Geen windje woei, geen blad be-
woog zieh, aan den wolkeloozen hemel straalde de najaarszon met
haar eigenaardig tintelend licht. Gloeijend als goud stonden de
kastanjes met hun’ nog ongeschonden bladerendosch aan den kant
der breede gracht en spiegelden zieh in hun volle pracht in het
heldere water. Aan de overzijde van het ruime voorplein lag het
deftige huis, en daaromheen en daarachter verhieven zieh de hooge,
donkere toppen van het krachtig houtgewas in het park. En daar-
nevens, onder de trotsche stammen der eiken, de witte muren
en de roode daken van den watermolen, met zijn kloeke omlijs-
ting door den stillen waterspiegel weerkaatst. Wat treffende tegen-
hanger van het oude huis te Vorden, dat ik dien zelfden morgen
had bezocht! Daar, de poezij der verlatene huizinge, te midden
van het verwilderde bosch oprijzend uit de begroeide gracht, —