nog al eens tegen de wetten van goeden smaak gezondigd. Als
wij het huis voorbij zijn, zijn wij in het bosch, en met volle teu-
gen ademen wij zijn verkwikkende en versterkende geuren in,
onder de hooge gewelven der eiken- en beukenlanen, die het
schoone landgoed in alle rigtingen doorkruisen.
Het adellijk huis en goed het Yelde werd in het jaar 1700
ten behoeve van den grave van Albemarle tot een hooge heer-
lijkheid verheven. Als havezathe bestond het reeds veel langer.
In het begin der 16ae eeuw behoorde het aan het reeds lang
uitgestorven geslacht Lerink en kwam door huwelijk van eene
erfdochter aan Hendrik Bentinck. Later was het een eigendom
der Keppels en der van Dorths. Tegenwoordig is het in ’t bezit
van Mevr. de weduwe van Dijk van ’t Velde. In de vorige eeuw
vertoefde de baron van Neuhoff, de gevallen koning van Corsica,
hier eenigen tijd als gast..
Uit de bosschen van het Velde komen wij op den Lochem-
schen grindweg uit. Wij steken dien dwars over, en een slingerend
pad door een boschje brengt ons, aan de overzijde van h e t
J a g t h u i s , op den Vordenschen straatweg.
,/Een braaf dorp” zou men in de vorige eeuw het dorp Vorden
hebben genoemd, dat wij bereiken na een wandeling van anderhalf
uur längs den stillen, maar geenszins onaangenamen weg,
met eiken beplant, door velden en bosschen omzoomd, hier en
daar door een boerenwoning of een buitenverblijf verlevendigd.
Maar in de vorige eeuw was Vorden nog niet zulk een „braaf’
dorp als tegenwoordig. Het heeft bij den aanleg van den straatweg
veel gewonnen, en het draagt de teekenen van zijn welvaart in
zijn vrij groote uitgestrektheid, in de goed onderhouden woningen
en in het niet onbelangrijk getal buitengoederen, die het omringen.
In den zomer is het logement vol vreemdelingen, en niet weinig
landschapschilders kiezen Vorden in dien tijd tot hun hoofd-
kwartier.
De kerk heeft een’ toren met een hooge spits, die op menig
punt van den omtrek een sieraad voor het landschap i s , en binnen
haar - eenvoudige muren bewaart zij enkele overblijfsels uit den
ouden tijd, die wel bezigtiging verdienen. Men vindt er een’
steen, waarop in half verheven beeidwerk de geboorte van Jezus
is voorgesteld en , nevens grafzerken, die de wapens van Raesfelt.
en Westerholt dragen, ook de groote, goed bewerkte zerk, die
eens het overschot van een’ rusteloos zwerver dekte, voördat
zij in den muur werd gemetseld, om beter bewaard te blijven.
Zij lag eertijds op het graf van Berend van Hackfort. Uit een
hoogadellijk geslacht was hij in de laatste helft der 15de eeuw
geboren op het naburig kasteel Hackfort, dat, met de huizen
Vorden, Medler en de Wierse, zijn’ vader toebehoorde. Maar
zijn onrustige natuur en zijn aangeboren zwerflust dreven den
knaap reeds vroeg de wijde wereld in. Nu behoefde een jongeling
van zijn stand en vooruitzigten in die woelige dagen waarlijk
niet verlegen te zijn om avonturen en afwisseling! Als edelknaap
in dienst van een’ zijner bloedverwanten of van zijns vaders vrienden
was daartoe overvloedige gelegenheid. Maar hij zocht zijn fortuin
in kringen, waar hij niet behoorde. Als medgezel van een’ blinden
muzikant zwierf hij rond, en de overlevering weet te verhalen van
een huisje zonder vensters, dat hij later, bij zijn bürgt Hackfort,
voor zijn’ ouden beschermer zou hebben gebouwd. Als schoen-
makersleerling vond zijn vader hem eindelijk terug. Nu kwam
hij in gansch andere omgeving. Heer Jacob, zijn vader, wist hem
te plaatsen aan het hertogelijk hof. Daar schijnt hij de zucht voor
het, verkeer met de lagere klassen te hebben afgelegd, niet den
lust tot avonturen. Strooptogten, gevechten, plundering, brand-
schatting waren aan de orde van den dag in den wanhopigen
strijd, dien hertog Karel met het huis van Bourgondie en met den
Utrechtschen bisschop volhield. Berend van Hackfort onderscheidde
zieh spoedig. Ruwheid, maar ook ondernemingsgeest, schijnt hem
eigen te zijn geweest, zelfs in voor die onrustige dagen ongewone
mate. Als veldoverste, als onderhandelaar, als gezant, als stad-
houder van Harlingen, als drost van ’t Oldambt, 'als drost van
Zutfen, als ambtman der Over-Betuwe, heeft hij zijn’ meester trouw