schak ee rde dwarsbalk kan ook wijzen op stamverwantschap inet Netteihorst,
Vorden, Wilpe en van der Oije, die een geschakeerd krnis voeren, en het
g e k rn k t e k r n i s , op die van Ampsen en andere familißn, wie bet anker-
kmis gemeen is. Het gekrukte, gevorkte of geankerde kruis schij 111 tamelijk
willekeurig gebruikt te zijn geworden.
Bebalve de in den tekst genoemde leden der familie van Yorden, vond
ik in het Tij drekenk. Reg. nog vermeld: Johannes de Ynrden, 1232
Wilhelmns Miles de Yorden, 1267 en ’68, — Stefanns de Vorden, ridder,
1273, — Amoldns de Ynrden, 1312, — nog een Arnold van Yorden in
1412. Toen behoorde het hnis te Vorden echter reeds aan Jacob van Hackfort.
De opgave omtrent hetgeen bij de vertimmering van het hnis werd gevon-
den, ontving ik van hoogst bevoegde hand.
Over Wildenborch is te vergelijken het opstel van Staring in den Geld.
Alm. -van 1838 en R. v. d. Aa, On d -Nede r l and. Ook zijn eenige bij-
zonderheden, in den tekst opgenomen, ontleend aan de 'aanteekeningen van
Staring’sgedichten. In het Tijdrek. Reg. is te vinden, dat Willem en Maria
van Gnlik aan die van Zntfen beloofden, den Wildenborch te znllen af-
breken — vermoedelijk, als zij dien eerst in hnn magt hadden, hetgeen het
geval niet schijnt te zijn geweest noch geworden. Over Anna van Egmond op
Schoonderbeek bij Putten is te vergelijken: Geld. Alm. 1852, blz. 138 e. v.
Op het hnis Medler zijn geen familiepapieren meer over, volgens opgave
van den tegenwoordigen bezitter. Door de welwillendheid van Jhr. Mr. A.
F. 0. van Sasse van IJsselt, ontving ik opgaven, deels ontleend aan Fahne
von Roland: Geschich t e der F r e i h e r r e n und He r r e n von Höve l l ,
B. I , Abi. 2, deels üit familiepapieren, op het hnis Aerdt berustend. Daar-
nit blijkt, dat Engelbert van Deutinchem (geb. 1600) Medler erfde van Hendrik
van Eck. Hij huwde Bernarda van der Hoen. Hnn zoon Wilhelm stierf
ongehuwd. Zijne allodiale goederen vervielen aan zijn moeders zuster Judith
van der Hoen, wednwe van Dorth; de leenen aan Willem Engelbert Bruno
van Doetichem van Rande, die in 1681 is. gestorven. Hij was toen Heer van
Medler. — In de uitvoerige bijdrage over de familie van Eck van Pantaleon
(Geld. Alm. 1875) vind ik geene aanwijzing omtrent Hendrik van Eck.
Hoe Medler, dat in 1504 voor de helft aan Berend en voor de wederhelft
aan Jacob van Hackfort werd toebedeeld, aan dezen v. Eck was gekomen,
en hoe het, na 1681, aan de van Dorths kwam, is nog onzeker. Medler of
Meddeler moet niet verward worden met Middeläer bij Gennep, den zetel
van een magtig geslacht, doorgaans van Mierlar gespeld. Maar Hermannns
de Mirlare, die voorkomt onder de getuigen der gravin Irmgard, bij hare
gift van de kerk te Lochern aan het kapittel te Zntfen (v. Spaen , Ini . II,
Cod. dipl. XXI), zon ik eer in de Graafschap zoeken, dan aan de Maas.
Yan de Wierse is mij weinig bekend. Van Spaen gist, dat de familie
van. Heeckeren vroeger Ti.an Wede r s che heette. (Geld. Alm. 1873,
blz. 8.) Zon in dat geval de Wierse hnn zijn’ naam gegeven hebben?
Het leenregister van Rnnrlo is te vinden in den Geld. Alm. van 1875,
medegedeeld door A. baron Schimmelpenninck van der Oye van Nyenbeek.
De eerste- die daar genoemd wordt, is Steven van Roderlo in 1326. Omtrent
het bezit van Rnnrlo »door de magtige dynasten van Bronkhorst ,
blijkt daaruit niets. Ik had het nit de opgave van R. v. d. Aa, die familiepapieren,
op het hnis berustend, gebruikte. Tnsschen 1118 en 1127 komt
reeds Bezelinus de RitheHo voor, (Sloet , Oorkondenboek van Gel r e
en Znt fen, I, No. 229 en Tijdrek. Reg.) in 1134 Becelinus deRitherlo,
waarschijnlijk dezelfde. In 1305 vind ik Wilhelmns de Roderlo. Het goed schijnt
in 1326 tot leen gemaakt te zijn.
De opgravingen in den Kattenbelt werden medegedeeld door Staring, in
de werken van de Holl. Maatsch. van We te n s ch ap p e n teHa a r l em,
Dl. XI, blz. 442 e. v ., waar ook nog het een en ander voorkomt omtrent
andere ondheden, in den omtrek gevonden.
Het portret van Wildrick (silhonette) is te vinden in C. Rogge, Ge-
schi eden i s der S t a a t s r e g e l i n g van he t Ba ta a f s che volk.
Over de muurschilderingen te Lochern schreef H. G. Hartman Jzn., onder
den titel: W a t St. Ch r i s t of f el mij ve rha a lde , in den Geld. Alm