pathien zijn veel meer voor Frankrijk dan voor Duitschland, en
opmerkelijk is het, ondanks de nabijheid van eene zoo groote
en belangrijke plaats als Aken, zoo weinig Duitschen invloed
te vinden. Fransch is de taal, die het meest wordt gesproken.
Fransch is het geld, dat in den regel wordt gebruikt. Fransch
klinken de namen der edelen en aanzienlijken, wier kasteelen
en buitengoederen gij voorbijkomt. Als Noord-Nederlander
wandelt gij er rond onder den indruk, dat gij in den vreemde
zijt, en van tijd tot tijd moet gij u geweld aandoen, om u te
herinneren, dat gij te midden van landgenooten verkeert. De
landstreek is zoo gansch anders dan die, waaraan wij gewoonzijn;
huizen en menschen hebben een ander voorkomen, dan waarmede
wij vertrouwd zijn geworden. Dwaalt gij over de bergen, klopt
gij aan de eenzame. boerenhoeven, wisselt gij een woord met
den arbeider op den akker, met het deerntje, dat de koe hoedt,
het kan u ligt gebeuren, dat uw Hollandsch evenmin wordt
verstaan, als gij een letter begrijpt van de taal, die gij hoort.
Gij verneemt maar zelden den naam van een dorp, van een heer-
lijkheid, van een adellijk geslacht, die n gemeenzaam is geworden
uit den tijd, toen gij op de schoolbanken geschiedenis
leerdet. Van den band, die de kinderen van hetzelfde vaderland
zamenbindt, gevoelt gij dikwijls in het Limburgsche niet veel.
En wederkeerig, al zult gij overal wellwillendheid en voorko-
mendheid ontmoeten, gij ontvangt toch niet zelden den indruk,
dat de Limburger zieh maar ten halve een Nederlander acht en
u voor een’ halven broeder houdt. Dat is ook niet onnatuurlijk.
Wat een aantal individuen tot een volk maakt, dat is hunne
geschiedenis, hun gemeenschappelijk verleden, dat is een zekere
geestverwantschap, die de vrucht van gemeenschappelijke S y m pathien
en belangen is. En de geschiedenis van Limburg is een
andere, dan die der Noordelijke gewesten. Omtrent het belang-
rijkste tijdperk in de vorming en ontwikkeling van het Neder-
landsche volk hebben zij eene gansch andere opvatting, dan die
onder ons de heerschende i s , en van dien grooten worstelstrijd,
over wiens wettigheid en regtmatigheid wij natuurlijk hier niet