316 VEOSCHILLBNDE BESTANDDEELEN.
kunnen twisten, maar wiens gezegende gevolgen voor het volk
in ’t algemeen niet kunnen worden ontkend, heeft het tegen-
woordige Limburg niets anders, dan nadeelen en wonden ont-
vangen. Van de betrekking tot de Republiek heeft het deel van
Limburg, dat er toe behoorde, niets anders dan de lasten ge-
dragen. Eerst sints zestig jaren bestaat de tegenwoordige Neder-
landsche provincie, aanvankelijk met Belgisch Limburg verbonden,
als een zamenhangend geheel. Ons Limburg, gelijk het nu i s ,
heeft een geschiedenis van niet langer dan veertig jaren, en ’t
is nog geen tien jaren geleden, dat het zijnen bijzonderen titel
van h e r t o g dom verloor en den band met den Duitschen bond
zag losgemaakt, om, geheel op den zelfden voet als de andere
provincien, een integrerend deel van het koningrijk der Neder-
landen te zijn. Limburg is ten allen tijde een product van oor-
logen en tractaten, een schepping der diplomatic geweest. Zelfs
den naam, dien het draagt, heeft het van de diplomaten ontvan-
gen. Van het oude, roemruchtige hertogdom behoort, met uit-
zondering van de dorpen Slenaken en Epen, niets meer tot de
tegenwoordige provincie. Zij is zamengesteld uit een groot aan-
tal landschappen, die ßertijds aan zeer verschillende Heeren
gehoorzaamden. Het N. gedeelte aan den regteroever der Maas,
tot beneden Roermond, was een der vier kwartieren van Gelder,
behalve de landstreek tusschen Mook en Gennip, die Cleefsch
was. Het land op den linkeroever was deels een leen van het
bisdom Luik, deels eigendom der abdij van Thorn. Sittard met
zijn onderhoorigheden behoorde aan Gulik. De zoogenaamde
l a n d e n van Ov e rmaz e , Valkenburg, Daelem en ’s Hertogenrade,
waren oorspronkelijk vrije rijksleenen en kwamen voor
en na aan Brabant. Wittern, Wijlre, Cartiels. Gronsveld, Rijk-
hojt e. a. bleven van het Rijk alleen afhankelijk. Maastricht was
twee-heerig; de hertog van Brabant en de bisschop van Luik
bezaten gezamenlijk het gebied. Hadden Karel V en Filips II
een’ tijd lang al deze goederen in bezit, zij bleven afzonderlijke
heerlijkhedeu, en waren gedurende den tachtigjarigen oorlog deze
gewesten door hun eigenaardige ligging aan alle wisselingen van
DE DIPLOMATIE AAN HET WEEK.
de krijgskans onderworpen, na den Munsterschen vrede werd
de kaart van Limburg zoo bont als een harlekijnspak. Cleve
behield zijn oud grondgebied, maar te midden van Pruisisch en
Spaansch- later Oostenrijksch-Gelder lagen enkele stukjes verspreid
die Staat sch Op p e r -Ge l d e r heetten. Luiksch en Thornsch
bleef het land op den linkeroever en Guliksch het grondgebied
van Sittard. Valkenburg, Daelem en ’s Hertogenrade werden
zoö versnipperd, dat men ieder oogenblik een stukje van het
Spaansche en een brokje van het Staatsche grondgebied betrad,
terwijl de vrije heerlijkheden als rijksleenen bleven bestaan, niet
tot vermindering der grenzelooze verwarring. Maastricht bleef
aan de Staten en aan den bisschop. Geen wonder, dat onder zulke
omstandigheden geen eigenlijk volk zieh daar vormen kon en al-
thans geen band met de Vereenigde Provincien kon ontstaan! Onder
de Fransche heerschappij kwam meer eenheid; maar wat nu Limburg
heet, bleef toch onder meer dan een departement verdeeld.
Het Weener congres lapte uit allerlei bestanddeelen eene belang-
rijke provincie zamen, die Limb u r g werd genoemd, en waartoe
ook inderdaad een goed deel yan het oude hertogdom behoorde.
In 1830 verklaarde gansch Limburg zieh voor Belgie — zon-
derling, dat de opstand tegen Willem I ditmaal niet even onge-
oorloofd werd geacht, als in der tijd het verzet tegen Filips II
met uitzondering van Maastricht, dat door Dibbets bedwongen
werd. Tot 1839 duurde de tijd van onzekerheid. Toen sphtsten
de diplomaten te Londen de provincie in tweeen, deelden de
eene helft aan Belgie, de andere helft aan Nederland toe. Het
laatste zou onder den naam Hertogdom tevens deel uitmaken
van den Duitschen bond, met uitzondering van Maastricht en
Venlo, die geen miliciens tot het bondscontingent zouden leve-
ren, en in het Nederlandsche leger bleven de Limburgsche
jagers te paard als een afzonderlijk regiment ingedeeld. Toen de
Duitsche bond na den oorlog van 1866 uiteenviel, kon eerst
het werk der volkomene vereeniging met de overige provincien
zijn beslag krijgen.
Limburg lag ook tamelijk afgelegen. t Spreekt van zelf, dat