wat rigting de togt verier zal gaan. Voor ons loopt de weg naar
Lochern. Laat u niet misleiden door de bevallige bogt, die daar,
tusschen bloeijende velden en statig eikenhout, zieh zoo veelbelo-
vend buigt, om zieh weldra achter het bosch te verliezen. Dat is een
bedriegehjke belofte. Tot Lochern toe blijft die weg eentoonig en
vervelend. Ter linker zijde wendt zieh een zandspoor, dat ons niet
zal teleurstellen. Langs de huizen de V o o r s t en den Dam
brengt het ons op den grooten straatweg naar Deventer, en wilden
wij een kleiner wandeling maken, wij zouden wel doen, het te
kiezen. Maar hebben wij ons opgemaakt tot een’ grooter togtj
dan moeten wij ter regter zijde. Toch behoeft een deel van dien
weg niet voor ons verloren te gaan. Van Lochern keeren wij over
Al m e n terug en wij hebben dan de gelegenheid de beide huizen
te zien, waaraan zoo belangrijke herinneringen zijn verbonden
en die bovendien door hun ligging onze opmerkzaamheid wel
verdienen. Het is een ruim en sierlijk landschap, dat zieh hier
voor ons uitbreidt, met de breede wegen in verschillende rigtin-
gen zieh wendend, met de bouwlanden, die zij doorsnijden en
den donkeren krans van hoog en digt geboomte, dat met zijn
golvende lijnen in wijden boog er om heen is gelegerd. Voor ons
schitteren op behoorlijken afstand aan wederzij de witte muren
van een aanzienlijk huis, door het frissche groen omlijst; het
vierkante gebouw ter regter zijde is de uitspanning h e t Jagt -
hui s , ter linker zijde ligt de oude havezathe h e t Ve l d e met
zijn hooge daken en talrijke schoorsteenen. Langs het Jagthuis
voert onze weg. Maar wij willen eerst nog een weinig rondzwerven,
en den weg ter linker volgen, tot waar de brug over de Berkel
ons een allerliefst landgezigt aanbiedt op de weiden bij het
Velde, met de blaauwgroene wilgen en het roodbonte rundvee,
waardoor het heldere riviertje zieh kronkelt en waarachter de
statige lanen liggen, met het witte huis in het midden. En komt
gij al n iet, als de Zutfensche jeugd, in verrukking over h e t d o o 1-
h o f — eigenlijk een klein heuveltje aan de Berkel, even ter
zijde van den landweg, met dünne, gesnoeide beukenstammetjes
beplant — gij zet n daar toch gaarne een oogenblik neder, om van
die hoogte het oog te laten gaan over het aantrekkelijk landschap
aan uw’ voet. Gij hebt hier ook de kennis gemaakt met „den
grootvorst van der graafschap stroomen.” De Berkel is daar de
rivier. Ook in Zutfen liadt gij haar gezien; onder de ranke
bogen der oude waterpoortk—c de altijd schoone ruïne S ^ z a a g t
gij haar stroomen, maar een rivier in een stad tusschen kaaimu-
ren heeft haar karakter verloren. Zij is daar tot e e n g r ac h t
vernederd. Te midden der velden en bosschen moet gij haar zien,
om haar te herkennen. Minacht de Berkel niet. Nederig is zij
en zonder aanmatiging, maar in hare eenvoudigheid is zij een
zegen voor het gewest, waarvan zij een der sieraden is. Voor den
Missisippi zou de graafschap te klein zijn ; voor de Berkel heeft
rij ruimte genoeg, en verrassend ontmoet gij op uw wandelingen
telkens weêr den kleinen, vrolijken stroom, die leven geeft aan
het landschap, dat hij „in zijn kronkelend zwieren, met zijn’ um
bespat.” Lang heeft ons bezoek aan Berkelbrug en Doolhof ons
niet opgehouden, en wij kunnen in dit oord nog wel wat meer
genieten, voor dat wij verder gaan. In het schoone bosch van
het Velde is vrije wandeling. Wij gaan dus vrijmoedig het voet-
pad door de eikenlaan in, of den breeden begrindten oprijweg
op, die tusschen ruime bouwvelden naar het plein voor het huis
leidt. De prächtige bruine beuken in het land en de trotsche
linde, die bij de stalgebouwen zijn vorstelijke bladerenkroon uitbreidt,
ontgaan daarbij zeker onze aandacht niet. Het huis zelf
draagt in zijn bouworde nog de sporen van oudheid met zijn
onregelmatige hooge en läge daken, zijn’ trapgevel, zijn’ welig be-
groeiden vooruitspringenden vleugel en het torentje, dat er tegen
leunt. Sints het midden der vorige eeuw is het weinig veranderd;
alleen het ijzeren hek, dat het voorplein afsloot, is verdwenen, met
den muur, die uit de gracht was opgemetseld en het achtkantig
torentje bij de brug. Ook de stijve wallen van den ouden voor-
burgt zijn door smaakvol plantsoen vervangen. Jammer, dat de
nieuwe brug niet wat beter in overeenstemming met het karakter
van het huis is gebragt. Op het stuk van bruggen wordt door
de eigenaars van landgoederen in de graafschap, en elders,