die tegenover Nieuwerhoek uitstroomt in de Vecht, wij zouden
in een weiland nog den ronden puinhoop vinden, die van het
oude, sterke slot te Mijnden is overgebleven. Wij zouden uit
den vorm der gracht en uit hetgeen van het muurwerk nog zigt-
baar is, kunnen opmaken, dat het kasteel in den vorm van een
rondeel moet zijn gebouwd geweest, maar overigens zou de togt
naar dit overschot van voormalige grootheid ons weinig voldoe-
ning geven. Wij bepalen ons bij ’t genot van wat het- tegen-
woordige ons hier te aanschouwen geeft, en dat is niet weinig,
waar aan de reeks der buitenverblijven het dorp Loenen zieh aan-
sluit, en de frissche, vrolijke rivier zieh slingert tusschen de wel-
varende huizen en de bloeijende tuinen aan haar oevers. Toch
was het ook om de wille van oude herinneringen, dat ik u her-
waarts leidde. Toen wij bij Nieuwerhoek op het jaagpad kwamen,
zagen wij een klein ophaalbrugje over een smalle vaart, dat
wij overgingen. Nu hebben wij ter linkerhand een tamelijk
groote, open vlakte met gras begroeid, waar ik u niets belang-
rijks meer kan aanwijzen. Maar hier stond eens het hoogst merk-
waardige kasteel Cro n enbur g . Hier verhieven zieh reeds voor
eeuwen de sterke torens en wallen van een ridderburgt, den
zetel van een oud adellijk geslacht, die, na het uitsterven van
den ouden stam in het laatst der 13ie eeuw, aan Heer Gerrit
van Velsen kwam. Hier moet de gruwel hebben plaats gehad
van vorstelijken moedwil, die Gerrit van Velsens onschuldige
echtgenoote onteerde en den zoo wreed en overmoedig gehoon-
den man tot den onverzoenlijken vijand van graaf Floris maakte.
Herwaarts werd de graaf als gevangene gevoerd, en van hier,
toen het Jandvolk zamen stroomde, naar het slot te Muiden.
Herwaarts weken de eedgenooten, toen de moord was gepleegd.
Het slot werd belegerd, genomen, neergeworpen. Maar het her-
rees uit zijn puinen, toen het verbeurd verklaarde goed van Velsen
was geschonken aan een’ bastaardtelg uit het grafelijk huis
van Henegouwen, die er den naam van aannam. Met graaf Willem
IV viel ook de Heer van Cronenburg in den noodlottigen
slag bij- Stavoren. Bisschop Arent van Hoorn belegerde in 1375
het sterke slot. Met steenen kogels werd het beschoten, eindelijk
genomen en ten tweeden male verwoest, Wederom werd het her-
bouwd, en in 1436 kwam het aan een nieuw geslacht, met Gerrit
van Velsens ouden bondgenoot verwant, aan de Amstels van
Mijnden. In 1483 ontving het een sterke bezetting, pm die van
Utrecht te dwingen, haar’ verdreven bisschop David van Bour-
gondie te herstellen. Zijn vaste muren hielpen Holland en het
Sticht, in 1624, beschermen tegen het leger, waarmede de graaf
van den Bergh in Gelderland was gevallen, en m 1629 tegen
de Spanjaarden, die op de Veluwe stroopten. Zoo deed het oude
burgtslot trouw zijn dienst tot behoud van het hart der Ver-
eenigde Gewesten. Zoo was het ook geroepen, zijn rol te speien
in den noodlottigen oorlog van 1672. Even als het naburig Loenre-
sloot was het destijds door krijgsvolk van de Staten bezet. Den
23stei1 Julij werden beide sloten aangevallen en genomen, Cronenburg
na kloeke verdediging. Twee maanden bleven zij m de
handen der Franschen, en ’t waren bange dagen voor het omwo-
nend landvolk! Dag aan dag verspreidden zieh de droevige be-
rigten van plundering eii verwoesting längs de rampzalige Vecht-
streek. Maar op den duur was dit gedeelte van het veroverd
gebied niet-te houden. Den 25stm September verlieten zij het,
maar vooraf was de groote toren van Cronenburg ondermijnd en
gesprongen. Sints hield het op een versterkt slot te zijn, maar
het bleef een schoone ridderhofstad. De Heer Wittert van der
Aa had het hersteld en de groote zaal met prächtig stukadoor-
werk door Italiaansche kunstenaars laten versieren. Het hoofdge-
bouw met zijn kanteelen en trapgevels, met zijn zware muren
en gewelven, droeg destijds nog de teekenen van- zijn ouderdom;
ook van het nevengebouw, dat er tegen aan leunde, was het
oude muurwerk overgebleven, maar het was vrij wat meer ge-
moderniseerd. De ronde toren van den achtergevel en de trap-
toren in den hoek, door den uitspringenden achtervleugel gevormd,
bestonden niet meer. En verdwenen was ook de ommuurde voor-
hof aan de zijde der Vecht, met het sterke poortgebouw tusschen
den zwaren, gekanteelden Vierkanten toren en den hoogen ronden