volijverigen geestverwant. Hij wijst met nadruk op de bewoners
van Dalen, een gehuchtje aan de Ureterper vaart, schippers op
Holland, sterke kerels van reusachtigen bouw. Dat waren van ouds
de „bjenieters” , de booneneters. Maar ook in zijn’ tijd werden
die booneneters aardappeleters, en hoeveel minder sterk waren
zij nn reeds!
Daar is niets nieuws onder de zon. De filippica’s Bernardi
Fabricii hebben niet geholpen. Tijdgenooten en nakomelingen eten
aardappels, drinken koffie en th e e , rooken en snuiven en houden
„visietjes” , alsof er nooit een Bernardus Fabricius had geleefd.
Hopen wij voor hem, dat zij van zijn broeken en boezeroenen be-
ter gediend waren, dan van zijn verzen, en hopen wij voor zijn
medeburgers, dat hij beter kleermaker dan poeet geweest moge zijn.
Wie zieh eenigen tijd te Dragten ophoudt, vindt in den om-
trek wandelingen van grooter of kleiner uitgestrektheid. Zoowel
van den Noorder- als van den Zuider-straatweg leiden talrijke zij-
wegen, tusschen bouw- of weiland of door met eiken beplante
lanen, oostwaarts naar de dwarsvaart, westwaarts naar den ouden
postweg, die onder schaduwrijk geboomte op eenigen afstand van
Dragten door de velden slingert. De Noorder-straatweg zelf, met
zijn welig groeijende beplanting en het voor weinige jaren nieuw
gebouwde H a e r sm a - s t a t e , levert reeds een aangename wan-
deling op. Tot wat grooter togten ontbreekt de gelegenheid even-
min. Naar Beetsterzwaag wordt natuurlijk menig uitstapje gedaan,
maar ook de weg längs de welvarende boerderijen aan de Ureterper
vaart, van daar naar het oude Ureterp en naar Selmien met
zijn eikenlanen en zijn rijke hofsteden, verdient ten volle een be-
zoek. Wie aan de natuur van Gelderland herinnerd wil worden,
doorkruise de „Compagnie” met haar’ zandgrond en haar den-
nenbosschen. W ie , na dit alles bezocht te hebben, afwisseling be-
geert, rigte zijn schreden door akkermaalsboschjes en boekweit-
velden, längs het kleine kerkje van Kortehemmen, naar het aloude
Boornbergum, met zijn lange reeks van afzonderlijk liggende boe-
ren- en burgerwoningen. Hij vindt overal een landstreek vol af-
wisselmg, geen bosschen van groote uitgestrektheid als rondom
Beetsterzwaag, maar alom overvloedig houtgewas, water genoeg
om levendigheid en frischheid te geven aan het landschap, en allerwege
de bewijzen van der menschen volhardenden arbeid, die de
woeste veeneD, de woonplaats van wilde zwijnen en wolven, de
eenzame Wildernissen, waar naauwelijks een schrale bevolking
haar voedsel kon vinden, heeft herschapen in een bloeijend, wel-
varend oord, waar duizenden werk vinden en brood, overvloed
en levensgenot.
Heilig is ons de plegtige stilte van het bosch, waar wij als
aHeen zijn met den grooten Schepper, den onzienlijken Werk-
meester; maar vrolijk gaat het hart ons open, als wij de natuur
zien bewoond en beheerscht door den mensch, die haar krachten
gebruikt en haar gaven geniet, medearbeider Gods en schepper
onder God, Die alle dingen aan zijn voeten onderworpen heeft.
AANT E EKEN ING-EH' .
De hoofdbron voor de geschieden^ van Dragten is het werkje van den heer
J. 0. v a n B l om, notaris te Dragten, getiteld: De o p k om s t v a n h e t v l e k
D r a g t e n , met geschiedknndige aanteekeningen en bijlagen; Leenwarden bii
W. Eekhoff, 1840. Zulke afzonderlijke plaatsbeschrijvingen knnnen van groot
belang zijn .voor de kennis van bijzonderheden. Zon ik jfl dezen mij bescheidenlijk
mögen aanbevelen voor de ontvangst of de aanwijzing van dergelijke monografiSn,
waar zij bestaan? De W a n d e l i n g e n knnnen niet anders dan daar-
door winnen.
Over het klooster Smallee is te raadplegen het opstel van D. H. v a n d e r
M e e r I e t s ° v e r S m a 11 e e. (Eriesche Volks-Alm. 1845.) A W a s s e n b e r g h ,
n a am l . v a n de v o o rm a l i g e K l o o s t e r s e n A b d i j e n i n P r i e s -
11*