zoeken en vinden. De vruchtbare bouw- en weilanden längs den
Eem in de rigting van Soest, de tabaksvelden naar den kant
van Nijkerk, de beiden en bossclien aan alle zijden, leveren af-
wisseling genoeg, om veler neiging en smaak te bevredigen.
Van Amersfoort uit loopen, als stralen uit een middelpunt,
tal van straat- en grindwegen. Wij bouden ons heden vooral
in den omtrek van den Arnhemsehen straatweg op. Door de stad
h een , of längs de schaduwrijke wallen, die de oude vestingmuren
vervingen, zouden wij terstond dien weg kunnen opzoeken; ook
zouden wij den grindweg naar O u d - L e u s d e n knnnen inslaan,
die ons, als wij baast hadden, in een half uur derwaarts zou
leiden. Maar wien ’t niet om den naasten weg te doen is , die
kiest in een boschrijke streek geen’ knnstweg! De voetpaden, de
breede zandsporen, ook de ongebaande wildernissen trekken hem
aan. Wat schaadt het, of hij eens dwaalt! Wat deert het hem,
of hij wat tijd verliest! Dat is geen verlies, dat is winst van
genot! Zoo verlaten wij weldra den Amsterdamschen straatweg,
zoeken dien op Utrecht alleen om hem dwars over te steken,
kruisen ook den Leusdenschen grindweg en slaan een voetpad
in , tnsschen bouwland en hakhont en längs enkele verspreide
woningen heen. Hier zoudt gij nog vergeefs naar de tabaksvelden
zoeken, die Amersfoort in het buitenland bekend en beroemd
hebben gemaakt en die, met hun sierlijk gewas en met de groote
tabaksschuren, aan het landschap een zoo eigenaardig karakter
geven. Wij zullen ze op dezen togt niet. te zien krijgen. Wat hier
verbouwd wordt, is het gewone gewas van den zandgrond: aard-
appelen, rogge, boekweit. Maar zoekt gij te vergeefs daarin iets
bijzonders, niet onvóldaan dwaalt uw oog over den zacht gol-
venden bodem, die aanvankelijk eenigszins daalt, om straks weér
te rijzen en den heuvelrug te vormen, die overal in den omtrek
zigtbaar is en den weidschen naam draagt van den Am e r s -
f o o r t s c h e n be rg. Wij weten, hoe het ten onzent met die
bergen” gelegen is. Een //berg” is hier, wat elders een naauw
merkbare rijzing van den grond zou zijn. Maar herinneren wij
ons, dat //hoog” en //groot” altijd zeer betrekkelijk is, dan mag
de Amersfoortsche berg werkelijk in zijn soort vrij hoog genoemd
worden. En met dankbaarheid verdient het te worden erkend,
dat hij ruimschoots het zijne bijdraagt tot de afwisseling en tot
de bevalligheid van het landschap. De stijve boomen längs een deel
van den Utrechtschen straatweg, die over den top van den berg
heenloopt, zouden zonder veel schade voor ons schoonheidsgevoel
gemist kunnen worden, maar overigens opent zieh hier een lie-
felijk vergezigt. Groote en kleine kampen bouwland, door akker-
maalshout afgewisseld, straks daardoor bijna geheel vervangen,
klimmen längs de glooijing van den heuvel op; een rij van
donkere dennen kroont den top. En heerlijk is het, als in de
leute het frissche groen van het winterkoren zieh mengt tusschen
het geel en rood van het jeugdig loof der akkermaalsbosschen,
terwijl het dof en donker groen der dennen ’t als in een lijst
houdt omvat. Heerlijk is het, als in den zomer de tinten zijn
veranderd, en als een nieuwe schilderij zieh voor ons uitbreidt;
het aardappelveld, met zijn paarsche bloemen, de geele rogge,
golvend met het zomerkoeltje, de witte boekweit, schitterend in
het zonlicht, en daar tusschen en daar boven het glimmend groen
van het hakhout, als een breede mantel om de zijden van den
berg geplooid'P ook nu zoo krachtig afstekend tegen het ernstig
zwartgroen van het dennenbosch. Geen wonder, dat de Amersfoortsche
berg ruim zijn deel heeft in den lof, dien burger en
vreemdeling voor Amersfoort’s omtrek over heeft! Eens was er een
tijd, toen de poorters der goede stad nog om een andere reden
met trots naar dien heuvel opzagen, toen sommigen met schrik
en huivering dachten aan wat op dien top plagt te geschieden.
Daar was de gerigtsplaats. Daar stond het symbool van de hooge
jurisdictie der stad en het bewijs, dat zij was een stad van goede
justicie. Niet lang geleden wees men er een zestal boompjes aan —
welligt worden zij nog getoond ^ e n dan werd er bij verhaald,
dat op die piek nooit meer dan ze s boomen wilden groeijem
Eens,, zoo zegt ons de overlevering, werden hier zeven veroor-
deelden ter dood gebragt. Een hunner hield tot het einde toe
zijn onschuld vol , maar vergeefs; ook aan hem werd het vonnis
21*